180 likes | 443 Views
Politicologie: inleiding in de politieke wetenschappen. Politiek en politieke wetenschappen Staat en macht Ideologieën (breuklijnen, later) Politieke systemen en regimes Politieke participatie en sociale bewegingen Politieke partijen en partijsystemen
E N D
Politicologie: inleiding in de politieke wetenschappen • Politiek en politieke wetenschappen • Staat en macht • Ideologieën (breuklijnen, later) • Politieke systemen en regimes • Politieke participatie en sociale bewegingen • Politieke partijen en partijsystemen • Kiesssytemen en (de studie van het) stemgedrag • Bestuur en beleid
9. (Parlement en regering) 10. (Bestuur en administratie) 11. (Federalisme en decentralisatie) Hoofdstukken 12 (Internationale betrekkingen) & 13 (EU): niet
Macht is een kernbegrip in de politiek, maar wat is macht? Wat is politieke macht? Hoofdstuk 2: Macht en staat
Veel definities: pogingen om macht te definiëren gaan meestal terug naar het werk van Max Weber (de interactie definitie): het feit dat actor A de mogelijkheid heeft om actor B een handeling te laten verrichten die B anders niet zou hebben verricht (Weber) de mogelijkheid in een sociale relatie om zijn wil op te leggen, ook als er weerstand is Kernvraag: zou B iets anders hebben gedaan als er niet de machtsuitoefening door A zou zijn geweest
Gezag: verwijst naar machtsuitoefening die aanvaard wordt, die als legitiem wordt aanzien en die in de praktijk gevolgd wordt Weber onderscheidt 3 vormen (ideaal-types) van gezag (chronologische evolutie): 1. Traditioneel gezag 2. Charismatisch gezag 3. Rationeel-legalistisch gezag Onderscheid tussen macht en gezag (Weber)
Politieke filosofie: stelling dat macht veel ruimer moet worden gedefinieerd : soms is macht veel onzichtbaarder dan men denkt Amartya Sen(2000): vormen van ongelijkheid kunnen gelijkgesteld worden met machtsuitoefening; als mensen niet al hun capaciteiten benutten is er sprake van machtsuitoefening of onderdrukking
Steven Lukes (1974) onderscheidt 3 dimensies van macht: 1. Beslissen en bevelen 2. Agenderen (agenda-setting) 3. Machtalsideologischehegemonie Alspolitiekemachtzoruimwordtgedefinieerd is het duidelijkdatpolitiekemachtnietalleenwordtuitgeoefend door politiekeinstellingen.
Naakte vormen van machtsuitoefening makkelijker te bestuderen dan diffuse vormen Macht meten? causaliteitsprobleem: is wat B doet een gevolgvan de machtsuitoefening van A (interveniërende factoren, A moet noodzakelijke en voldoende voorwaarde zijn), verschillende methoden om machtsmeting te benaderen Vb Robert Dahl (1961) “Who governs? Democracy and Power in an American City” (pluralisme) Netwerkanalyse (wie kent wie) Hoe macht bestuderen, meten?
Politieke macht is nodig om conflicten te regelen die zich in de samenleving voordoen Waarom is er politieke macht (nodig)?
(cursus) De staat legt bindende regels op, beschikt daarvoor over een arsenaal aan machtsmiddelen De staat is de institutionalisering van de politieke macht proces van machtsoverdracht van een fysieke persoon naar een abstracte instantie , gevolg: blijft voorbestaan De staat
De éénmaking van de markten vereist dezelfde regels voor productie en handel en vraagt om een centraal politiek centrum Nood aan veiligheid (sociaal contract) Ontwikkeling van staat ging samen met fenomeen van verstedelijking Nood van de “duur” van de macht Militaire revolutie Vermindering van legitimiteit van andere machtsvormen Industrialisering Ontwikkeling van de moderne staat in Europa.Waarom was er nood aan institutionnalisering van de macht in een duidelijk omschreven territorium?
Het essentiële kenmerk van de staat is dat hij het monopolie heeft op het legitiem geweld P. Braud: (uitbreiding definitie Weber) de staat heeft het monopolie op sociaal legitieme bevelen (negatieve en positieve kritiek) De staat volgens Weber
J. Lapierre (Le pouvoirpolitique) Bevolking Territorium Bindenderegels Economischeproductie Gemeenschappelijke code voorcommunicatie Wanneer is er sprake van een staat?
-de staatsgemeenschap en de nationale gemeenschap worden vaak verward of geassocieerd -de natie-staat is een ideaal-type waar de moderne staat, houder van het monopolie op legitiem geweld, aan de natie garandeert dat ze beschikt over een souveraine politieke wil (niet altijd zo, plurinationale staten) -vaak werd de nationale identiteit echter gecreëerd door staatsvorming: wat kwam eerst, natie of staat -staat heeft een meer juridische en institutionele connotatie gelinkt aan een territorium, en natie een meer morele of culturele of etnische (Hermet et al.) De band tussen natie en staat: de natie-staat
Etnische versus civieke natieconcept (nationalisme) Etnisch natieconcept: groepering van mensen die een zelfde taal, religie, cultuur, politieke geschiedenis, waarden, en grond delen sinds een lange tijd (Herder, natuurlijke gemeenschap) Civieke natieconcept: verwijst naar een groepering van mensen die en zelfde taal, religie, cultuur, politieke geschiedenis, waarden, grond dezlen sinds een lange tijd, de staat is het instrumet om deze mensen samen te brengen (Renan, contractuele gemeenschap) Twee ideaal-types van de natie
De evolutie van de voorrechten van de staat • In het begin was de staat minimaal: interne en externe veiligheid, recht en rechtspraak en het uitgeven van geld (=liberale visie = « fonctions régaliennes » • De impact van de industriële en politieke revoluties: nieuwe vragen van de bevolking: transport, vorming, onderwijs, de sociale kwestie • De rol van WO I: de oorlogseconomie • De rol van de Russische revolutie van oktober 1917
5. de fascistische staat: de totalitaire staat 6. De economische crisis van de jaren 30, belang van J. Keynes 7. WO II en het onstaan van de welvaartsstaat (welfare state- Etat providence): -niet meer « hulp aan zij die niet kunnen instaan voor hun onderhoud » maar een verzekeringslogica -compromis tussen werkgevers, werknemers en de staat -inhoud compromis: -aanvaarding van de vrije markeconomie (kapitalisme) -verbetering van de werkomstandigheden -garantie van de sociale vrede -garantie van samenleving zonder (4 à 5 %) werkloosheid -voorlopige oplossing van het sociale vraagstuk
8. Jaren 70: in vraagstelling van de uitgebreide rol van de staat Rechts: neo-liberalisme Links: mei 68 en politiek ecologisme 9. Huidige crisis: diepere in vraagstelling democratie – kapitalisme?