70 likes | 221 Views
Civielrechtelijke Claims n.a.v. Mededingingsrechtelijke Overtredingen Internationale Aspecten Jeroen Kortmann. Algemeen. In de VS 600 tot 1000 civiele verhaalsacties per jaar Aangenomen wordt dat er in Nederlans zelden claims worden ingesteld;.
E N D
Civielrechtelijke Claims n.a.v. Mededingingsrechtelijke OvertredingenInternationale AspectenJeroen Kortmann
Algemeen • In de VS 600 tot 1000 civiele verhaalsacties per jaar • Aangenomen wordt dat er in Nederlans zelden claims worden ingesteld; • Een echte “claimcultuur” ontbreekt, maar civiele claims vormen al geruime tijd onderdeel van de dagelijkse praktijk, zowel in gevallen van misbruik van machtspositie als kartelkwesties
Mededingingsrechtelijke kader • Uitgangspunt is dat de rechter de (on)rechtmatigheid zelf dient vast te stellen (1522 Rv) • In praktijk volgt rechter oordeel mededingingsautoriteit. Op Europees niveau laat bovendien de ratio van HvJ EG 14 december 2000, NJ 2001/430 (Masterfoods) weinig ruimte: “geen beslissing … die tegen de beschikking van de Commissie indruist” • Is een Europeesrechtelijke overtreding vastgesteld, dan bestaat bovendien in beginsel een recht op vergoeding van geleden schade: HvJ EG 20 september 2001, NJ 2002/43 (Courage/Crehan): “Aan de volle werking van artikel 85 van het Verdrag, in het bijzonder het nuttig effect van het in lid 1 neergelegde verbod, zou worden afgedaan indien niet eenieder vergoeding kon vorderen van schade die hem is berokkend door een overeenkomst of een gedraging die de mededinging kan beperken of vervalsen. • HvJ EG 13 juli 2006, NJ 2007/34 (Manfredi): “Bij gebreke van communautaire regelgeving ter zake is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om regels te stellen voor uitoefening van dit recht, met inbegrip van regels voor de toepassing van het begrip ‘causaal verband’, mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen” • Dus: vragen van procedurele aard (bijv. bewijs), verjaring, schade, causaal verband voorbehouden aan nationale rechter, mits…
Toepasselijk recht: een “lappendeken” • IPR van Europese Lidstaten is niet uniform • Nederlands IPR: artikel 4 Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad wijkt af van lex loci delicti: “In afwijking van artikel 3 worden verbintenissen wegens ongeoorloofde mededinging beheerst door het recht van de Staat op welks grondgebied de mededingingshandeling de concurrentieverhoudingen beïnvloedt.” • Deze “marktregel” lijkt uit te gaan van het bestaan van nationale concurrentieverhoudingen • Toekomst: “Rome II”, artikel 6 lid 3: “De niet-contractuele verbintenis die uit beperking van de mededinging voortvloeit, wordt beheerst door het recht van het land waar de beperking invloed heeft of dreigt te hebben op de markt” • Maar in de considerans: “Het recht dat op dergelijke niet-contractuele verbintenissen van toepassing is, is het recht van het land waar de beperking invloed heeft of zou kunnen hebben op de markt, waarbij wel sprake moet zijn van een rechtstreekse of aanzienlijke invloed. In het geval dat de schade zich in meer dan een land voordoet, moet de toepassing van het recht van elk van de betrokken landen worden beperkt tot de schade die zich in het land voordoet.” • Dus: in gevallen van mededingingsrechtelijke overtredingen met een grensoverschrijdend karakter is er óf onzekerheid, óf versnippering
Het belang van de discussie t.a.v. toepasselijk recht in de praktijk (I) • Bij grensoverschrijdende gevallen waarin partijen in persoon ageren is het “probleem” van de onzekerheid/versnippering in praktijk niet zo groot als door sommigen aangenomen: onderwerpen zoals hoofdelijkheid, juridische wijze van schadebegroting en bewijsrecht komen in onderhandelingen zelden aan de orde • Met name twee onderwerpen springen er echter uit: verjaring en wettelijke rente • Verjaringsregels lopen zeer uiteen. Bijvoorbeeld in Zweden verjaren vorderingen vijf jaar na veroorzaking schade. In Nederland vijf jaar na bekendheid, en bovendien twintig jaar na ontstaan vordering. Daar komt bij dat Nederlandse verjaringstermijnen relatief “zacht” zijn (verlengingsgronden; correctie redelijkheid en billijkheid) • Ook regels t.a.v. wettelijke rente zijn zeer uiteenlopend. In sommige landen (zoals Nederland) verschuldigd vanaf ontstaan vordering. In andere landen pas vanaf moment aanzegging (bijv. Duitsland, Denemarken). Alleen (!) in Nederland wordt wettelijke rente samengesteld berekend. • Praktijk is dat men deze punten van onderscheid kan verdisconteren in regeling
Het belang van de discussie t.a.v. toepasselijk recht in de praktijk (II) • Bij grensoverschrijdende gevallen waarin een belangenorganisatie een groot aantal partijen vertegenwoordigt, is de onzekerheid/versnippering in praktijk problematischer • Nederland is één van de weinige stelsels met zowel een figuur die lijkt op een “class action” (maar via die weg kan geen schade worden gevorderd) als een op een “class settlement” gelijkende figuur • De “class settlement” waarin de WCAM voorziet, zal bij grensoverschrijdende overtredingen van het mededingingsrecht niet eenvoudig tot stand te brengen zijn. Vgl. Donner: “een door een Nederlandse stichting of vereniging gesloten overeenkomst zal immers in veel gevallen alleen betrekking kunnen hebben op Nederlandse benadeelden, omdat in de meeste gevallen niet te verwachten is dat deze organisatie voldoende representatief kan worden geacht voor buitenlandse benadeelden.” (TK 2003- 2004, 29 414, nr. 7, p. 3) • Wordt de belangenorganisatie wel voldoende representatief geacht, dan zal in veel gevallen de toetsing van de redelijkheid van de schikking per “toepasselijk rechtsstelsel” moeten worden vastgesteld. Vanwege de verschillen in aansprakelijkheidsregime, is wat voor de één redelijk is (bijv. een slachtoffer wiens vordering naar toepasselijk recht deels is verjaard), dat niet zonder meer voor de ander (een slachtoffer wiens vordering naar toepasselijk recht niet is verjaard) • Verdere complicaties ontstaan in gevallen van pluraliteit van overtreders (bijv. kartels). Een schikking waaraan niet alle overtreders deelnemen, geeft slechts schijnzekerheid.
Enkele conclusies • Hoewel het Europese recht een groot aantal vragen voorbehoudt voor de nationale rechter (bijv. bewijs, verjaring, schade, causaal verband) geven in praktijk vooral de onderwerpen van “verjaring” en “wettelijke rente” aanleiding tot discussie • Bij beantwoording van de vraag naar het toepasselijke recht, leidt ons IPR tot onzekerheid of versnippering • Bij grensoverschrijdende gevallen waarin partijen in persoon ageren, kan het “probleem” van de onzekerheid/versnippering zonder al te veel moeite worden verdisconteerd • Bij grensoverschrijdende gevallen waarin een belangenorganisatie een groot aantal partijen vertegenwoordigt, is de onzekerheid/versnippering in praktijk problematischer en zal deze veelal in de weg staan aan een minnelijke oplossing • Ten slotte: vanwege de relatief “claimant-vriendelijke” regels die het Nederlandse privaatrecht stelt op punten van verjaring en wettelijke rente – en gezien verder de voor Europa unieke combinatie van een gereguleerde “class action” en “class settlement” – is aannemelijk dat de Nederlandse rechter vaak zal worden geadieerd.