260 likes | 433 Views
Binden en betrekken; bevorderen van studiesucces. Arjan van der Hoorn ROC Leiden. Aanleiding. Inspectierapport april 2011: SB3 =zwak Jaarrendement =
E N D
Binden en betrekken; bevorderen van studiesucces Arjan van der Hoorn ROC Leiden
Aanleiding • Inspectierapport april 2011: SB3 =zwak • Jaarrendement = • de verhouding tussen enerzijds het totaal aantal gediplomeerden in een jaar en anderzijds alle gediplomeerden plus mbo-verlaters zonder diploma • Diplomarendement = • het aandeel studenten dat de instelling met een diploma verlaat
Literatuuronderzoek Vsv = cumulatief proces.
Verbondenheid(zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci, 2000). Verbondenheid heeft een positieve invloed op studieprestaties.
Participatie-identificatie model(Finn, 1989) Een student die zich kan identificeren met de opleiding en met het beroep zal zich ook inzetten voor zijn beroepsopleiding. Identificatie met school leidt tot betrokkenheid bij school.
VerbondenheidVincent Tinto (1975, 1997) • Studenten die goed zijn geïntegreerd in hun studie-omgeving hebben meer studiesucces. • Sociale integratie: • Of de student zich gekend voelt binnen de opleiding, of hij het naar zijn zin heeft en of hij de sfeer goed vindt. • Academische integratie: • Of de student zich kan identificeren met zijn studie en school, op zijn gemak voelt op school en gelegenheid heeft om met docenten en studenten in contact te treden.
Studentbetrokkenheid • Emotionele betrokkenheid: • de student is geïnteresseerd, toont enthousiasme, heeft een positieve leerhouding en is trots op succes; het gaat om de identificatie met school. • Gedragsmatige betrokkenheid: • de student let op, doet zijn best, maakt zijn opdrachten, is aanwezig, toont zich een doorzetter bij moeilijkheden en doet actief mee in de les; het gaat om de participatie in het onderwijsproces. • Cognitieve betrokkenheid: • de student beseft wat het belang van zijn opleiding is, kan voor zichzelf leerdoelen stellen, beschikt over zelfregulerend vermogen en is bereid zich in te spannen voor goede leerresultaten.
Schoolsucces van studentenHattie (2003) Talenten student : 50% Docent : 30% Thuissituatie : 5-10% School : 5-10% Peers : 5-10%
Inter-persoonlijk leraarsgedrag De rol die een docent aanneemt tijdens zijn lessen heeft invloed op de motivatie van de lerende.
Invloed en nabijheid • ‘Nabijheid’ • In hoeverre geeft een docent studenten het gevoel dat ze begrepen worden of in hoeverre docenten open staan voor hun ideeën. • ‘Invloed’ • De mate van controle van de docent over de interactie met de studenten.
Invloed en Nabijheidbepalen Nabijheid = .92*Helpend .92*Begrijpend .38*Sturend .38*Inschikkelijk .92*Ontevreden .92*Corrigerend 38*Onzeker .38*Dwingend Invloed = .92*Dwingend .92*Sturend .38*Corrigerend .38*Helpend .92*Inschikkelijk .92*Onzeker .38*Begrijpend .38*Ontevreden
IPL en betrokkenheid • Hoge scores op Nabijheid en Invloed hangen samen met: • cognitieve studentprestaties, zoals toetsen en cijfers voor praktische opdrachten. • attitudes van studenten ten aanzien van het vak en de lesstof.
Analysevraag • In hoeverre zijn studenten sociaal en academischgeïntegreerd in de opleiding en wat is de invloed van de docent en onderwijsprogramma op de studentbetrokkenheid ten aanzien van de opleiding? • Onderzoeksmethode: • Enquêtes en interviews
Citaten interview 1/3 Over de aanwezigheid als een van de indicatoren van gedragsmatige betrokkenheid “Als je er niet bent dan belt de docent je gelijk op of dan gaat de docent met je praten.” Studenten geven aan dat er verschil bestaat tussen de aanpak bij docenten. “…sommigen doen maar een paar keer mee bij docent []. Ik weet niet of daar consequenties aan zitten”
Citateninterview 2/3 Over de invloed van de docent bij de duidelijkheid van het uitvoeren van opdrachten zeggen studenten het volgende: “Bij [] wordt helemaal niets gezegd. Maar bij [] bijvoorbeeld weer wel. Daar is het goed aangegeven wat je moet maken en daar zit hij bovenop. Hij is strenger en duidelijker. Legt goed uit en zegt wat je moet doen. En je moet het afhebben.”
Citateninterview 3/3 Over de onduidelijkheid van het onderwijsprogramma: “Wat hier niet duidelijk is wat je mag halen. Ik weet niet wat je wel mag halen en wat niet. Je weet nog niet eens waar je een voldoende voor hebt en wat niet. Dat wordt niet duidelijk verteld. Je krijgt geen overzichten en je hoort het op het laatste moment dat je een onvoldoende hebt en ineens alles in moet halen.”
Conclusiesenquetes en interviews Nabijheid hoog = academische en sociale integratie hoog. SB3 en SB4 studenten willen meer duidelijkheid en structuur hebben m.b.t. het onderwijsprogramma. Er is behoefte aan het stellen van grenzen t.a.v. het afronden van onderwijseenheden. Beterebegeleiding en stimulering in het afronden van opdrachten.
Aanbevelingen Vergelijking tussen het studentenbeeld en zelfbeeld van IPL; reflectie. Effectieve docenten vertonen weinig verschil in perceptie ten opzicht van hun studenten. Heldere en eenduidige lesprogramma´s.
Interventie Onderwijsprogramma: Studiehandleidingen. Periodeplanners met lesinhoud en opdrachten. Wijze van beoordelen. Studiepuntenoverzichten per periode. Evaluatie. IPL: Bewustwording. Vergelijkingtussenklassen. Evaluatie met studenten over verschilzelfbeeld-studentenbeeld.