190 likes | 484 Views
Ontwikkeling van culturele sensitiviteit bij aankomende leerkrachten Een leerbiografisch onderzoek naar de ontwikkeling van interculturele bekwaamheden bij de LIO’s op de PABO. Wat er aan de orde komt. Objectdomein van de studie in beeld Ontwikkeling van een conceptueel kader
E N D
Ontwikkeling van culturele sensitiviteit bij aankomende leerkrachten Een leerbiografisch onderzoek naar de ontwikkeling van interculturele bekwaamheden bij de LIO’s op de PABO
Wat er aan de orde komt • Objectdomein van de studie in beeld • Ontwikkeling van een conceptueel kader • Het onderzoek • Opzet en methodologie • Constructie Leerbiografische interviews • Data analyse • Enkele voorlopige bevindingen
Objectdomein van de studie • Projectmatige karakter; korte geschiedenis voorafgaande • Onderzoek naar de opleiding van leraren voor de multiculturele scholen • Wat is nieuw; objecttheoretische situering: culturele sensitiviteit ingebed in professionele identiteit
Ontwikkeling van een conceptueel kader 1vanuit sensitizing concepts • Onderzoek is opgestart vanuit grofgeformuleerde onderzoeksvraag: “Welke opleidingsinterne en externe factoren spelen een rol in de ontwikkeling van de LIO’s tot een cultureel sensitieve (startbekwame) leerkracht voor de multiculturele basisscholen”. Ontwikkeling van de culturele sensitiviteit, het begrip ter aanduiding van start- en doorgroeicompetentie van de leerkrachten wordt hierbij beschouwd als een belangrijke kern van de ontwikkeling van hun professionele identiteit. • En verder richting gekregen door twee centrale begrippen: • Professionele identiteit en • Culturele sensitiviteit
Ontwikkeling van een conceptueel kader 2 Twee benaderingen van professionele identiteit • Dominerende cognitief psychologische benadering • Premisse van prof.identiteit als persoonlijk construct • Psy.kenmerken (cognities) als vaststaande eigenschappen • Narratieve verschuiving (cf.Elbaz, 1997) • Naar een Hermeneutische benadering • Hermeneutisch-narratieve karakter • Sociaal semiotische karakter
Professionele identiteit Ontwikkeling van een conceptueel kader 3 • Hermeneutisch-narratieve karakter: Professioneel identiteit als Professioneel zelfverstaan (Ricoeur, 1991; Polkinghorne,1998; Kelchtermans, 1993) • Sociaal-semiotische karakter van Prof. zelfverst.: • De rol van betekenisvolle anderen; ‘counter incidents’ • (impliciete) Opvattingen over goed onderwijs • (impliciete) Opvattingen over de maatschappelijke en levensbeschouwelijke functie van het onderwijs • Designated identity; Pedagogische idealen (Sfard, 2005)
Culturele sensitiviteitOntwikkeling van een conceptueel kader 4 • Om kunnen gaan en de leerlingen helpen omgaan met morele, maatschappelijke en levensbeschouwelijke dilemma’s die inherent zijn aan het leraarschap op een multiculturele school; • Multiperspectivistische, (maatschappij) kritische en contra-intuïtieve instelling; • Kritisch inzicht in en ingenomen positie tegenover maatschappelijke ongelijkheid en etnisch-culturele, religieuze pluriformiteit vanuit de rol als culturele mediator en gericht op participatieve burgerschap; • betrokkenheid bij de leefwereld ll.
2e versie onderzoeksvraag Specifiekere formulering van onderzoeksvraag met de aanvullingen van de begrippen uit het conceptueel kader: “Welke rol spelen de aan professionele identiteit gerelateerde factoren zoals pedagogische idealen, professioneel zelfverstaan en opvattingen over de maatschappelijke en levensbeschouwelijke functie van het onderwijs in de ontwikkeling van culturele sensitiviteit bij de LIO’s en welke kritische gebeurtenissen, betekenisvolle personen en leersituaties binnen en buiten de context van de opleiding spelen daarbij een rol?”.
onderzoeksopzet en methodologie 1 • Opzet onderzoek • Onderzoek in twee jaarcohorten met 11 respondenten • 1e cohort: fundering van de begrippen in data • 2e cohort: replicatie van dezelfde cyclus een jaar later • onderzoeksgroep: selectiecriteria, samenstelling LIO’s • Leerbiografie als methode: Kwalitatief-interpretatieve verbijzondering • Onderzoeksprocedure: gestimuleerde leerbiografische reflectie (terugblikkend narratieve reconstructie leerervaringen van respondenten) • Grounded theory; van conceptueel kader naar analytische kader
Onderzoeksvraag grof geformuleerd (zie in extenso, schema..) • Verkenning van Sensitizing Concepts: • Culturele sensitiviteit • Professionele identiteit Onderzoeksopzet en methodologie 2 SCHEMA ONDERZOEKSVERLOOP: Transformatieproces van (de begrippen in conceptueel kader naar analytisch kader Levert op: een conceptuele (voorlopige analytische) kader (zie in extenso, schema..) Eerste cohort: Cyclische structuur dataverzameling en -analyse bij Vormt basis voor: Ontwerp interviewleidraad eerste ronde gesprekken (LINT-1)semigestructureed • Dataanalyse (LINT-1)(constante vergelijking segmenten) + nieuwe waarnemingen: - open codes, • - categorieën in concept CCA-1 CCA-2 Onderzoeks-vraag verfijnd Leidt tot de bijstelling van onderzoeksvraag c.q. tot nieuwe vragen Ontwerp leidraad voor tweede ronde dataverzameling in twee trappen Trap 1: SRI: naar aanleiding van klassenobservaties; videoanalyse Trap 2: interviewleidraad voor het tweede gesprek (LINT-2) CCA-3 Dataanalyse (horizontale vergelijking) theoretische verzadiging - definitieve categorieën - thematische codes in concept Resulteert in: het analytische kader: ontwikkelde begrippen (thema’s), gefundeerd in empirische data Tweede cohort • Replicatie van (CCA-1 en CCA-2 bij nieuwe respondenten in een andere jaarcohort (temporele triangulatie) met eventuele nieuwe opencodes en categorieën • Validering van de reeds geconstrueerde thema’s. • Vaststellen en (a.d.h.v. nieuwe vragen) onderling vergelijken van de definitieve thema’sCCA-4 Onderzoeks-vraag definitief
Onderzoeksopzet en methodologie 3 Dataverzameling • Constructie leerbiografische interviews (narratief, cyclisch, semi-gestructureerd) • Theoriegericht verzameling in drie cyclische rondes (tentatief karakter: voortborduren op de tussentijdse bevindingen) • Spiraalvormige karakter: dataverzameling en –analyse wisselen elkaar af
Onderzoeksopzet en methodologie 4cyclische verloop van dataverzameling en -analyse GESPREKSLIJN OBSERVATIELIJN ANALYSE/INTERPRETATIELIJN Oriënterende vragenlijst Eerste ronde 1e interview 1e analyse/interpretatie -open codering -cluster codering (constructie categorieën) 1e & 2e NIVEAU HORIZONTALE ANALYSE Klasseobservaties 1e opname in de klas 2e opname in de klas Tweede ronde 2e interview 2e analyse/interpretatie -1e sessie: respondent specifieke deel -definitieve categorieën (micro analyse van klassenopnames) -constructie thema’s -2e sessie: respondent overstijgende deel (thematisch coderen) (standaard vragen voor alle respondenten) 3e NIVEAU HORIZONTALE ANALY Synthese tekst Derde ronde Leeerbiografisch Profiel (LIO-Profiel 1, 2, etc.) VERTICALE (narratieve) ANALYSE Exit gesprekAutorisatie / aanvullingenop synthese tekst Leeerbiografisch Profiel (LIO-Profiel 1, 2, etc.)
onderzoeksopzet en methodologie 5 Data-analyse vanuit twee doelen: • Het theoriegericht verzamelend en constant comparatief analyserend zoeken naar de bouwsteen van substantieve theorie in ontwikkeling (wetenschappelijke fundament van het onderzoek: algemene kwaliteitseisen aan (externe)validiteit en betrouwbaarheid: vergroten van generatief vermogen van de bevindingen) • Het opstellen van Leerbiografische Profielen als kwalitatief interpretatief product (prolonged interviews: Denzin, 1970) [overdraagbaarheid (transferability -Guba & Lincoln, 1989): bruikbaarheid en benuttingswaarde in de specifieke context van de pabo)
onderzoeksopzet en methodologie 6 Data-analyse in twee fasen • Data-analyse tijdens de dataverzameling: Constant comparatieve analyse (CCA) (ofwel: analysis of narratives; horizontale analyse; cross-case analysis) • Data-analyse na afloop van de dataverzameling: Narratieve analyse (ofwel: narrative analysis; verticale analyse; within-case analysis)
onderzoeksopzet en methodologie 7 • Data-analyse op vier aggregatieniveau’s van CCA (Codingsparadigm: Strauss & Corbin, 1998) • De identificatie van de opencodes: (‘open coding’) • De constructie van de categorieën: (‘axial coding’) • De constructie van de thema’s: (‘selective coding’) • Vergelijkende analyse van thema’s: theoretische contouren in zicht • Dataverzameling en –analysein teamverband: (het groepswerk bij het segmenteren en coderen van protocollen als een vorm van argumentatieve en communicatieve validering)
Voorlopige uitkomsten 1 • Analytisch kader als uitkomst van CCA • Analytisch kader als ordeningskader bij narratieve analyse
Professionele idealen Professioneel zelfverstaan Omgaan met verschillen Betrokkenheid Maatschappelijke idealen Prof. Zelfbeschrijvingen (descriptief) Achterstandsperspectief Distantie Levensbeschouwelijke idealen Toekomstverwachtingen (prospectief) Cultuurperspectief Inclusief Individu (ideaal vangelijkheid) Beroepsbeelden (normatief) Pluriform Exclusief Groep (ideaal van gelijkwaardigheid) Beroepskeuze (conatief) Uniform Begeleiding Schoolbeleid Kritische gebeurtenissen / fasen Opleidingsdidactiek Monocultureel Betekenisvolle personen / situaties Prestatiegericht Opleidingscurriculum Intercultureel Beroepsbeeld opleiding Ouderbetrokkenheid Leerlinggericht Aansluiting opleiding-werkplek Pedagogische tussenruimte Opvattingen over goed onderwijs (als leerkracht) Opvattingen over goed onderwijs (als student) Kritische gebeurtenissen, .. / betekenisvolle personen, … Voorlopige uitkomsten 2 Het analytisch kader als uitkomst van CCA op drie niveaus Culturele sensitiviteit
Voorlopige uitkomsten 3 Enkele punten vanuit narratieve analyse: Leerbiografische Profiel van Joris als exemplaar • Bijdrage opleiding aan ontwikkeling van culturele sensitiviteit • Divergentie in Joris als persoon en Joris als professional: pregnante rol van religie als verklaring: • Ambivalente houding: wel openheid religie, geen openheid cultuur
Verder… Definitieve formulering (3e versie) van onderzoeksvraag met de aanvullingen van de kardinale begrippen uit het analytische kader: Welke rol spelen de vanuit de tot nu toe gevoerde data-analyse naar voren gekomen componenten van leerbiografieën zoals professionele idealen, omgangsvormen met cultureel-religieuze pluriformiteit, professionele zelfbeschrijvingen, beroepskeuzemotieven, beroepsbeelden en toekomstverwachtingen, de opvattingen van de notie goed onderwijs en de betekenisvolle gebeurtenissen, personen en leersituaties, in de ontwikkeling van de LIO’s tot een cultureel sensitieve (startbekwame) leerkracht voor de multiculturele basisscholen en hoe verhouden deze componenten zich tot elkaar voor wat betreft de vormen van de culturele sensitiviteit die bij de onderzochte respondenten aangetroffen zijn?