1 / 44

de Andere Overheid Decentraal wat kan, centraal wat moet

de Andere Overheid Decentraal wat kan, centraal wat moet. De steden zijn voor Vlaanderen een wissel op de toekomst. Delors zei het al ‘Als de steden falen, faalt Europa’. We kunnen dat zonder meer toepassen op Vlaanderen ‘Als de steden falen, faalt Vlaanderen’.

Download Presentation

de Andere Overheid Decentraal wat kan, centraal wat moet

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. de Andere OverheidDecentraal wat kan, centraal wat moet

  2. De steden zijn voor Vlaanderen een wissel op de toekomst. • Delors zei het al ‘Als de steden falen, faalt Europa’. We kunnen dat zonder meer toepassen op Vlaanderen ‘Als de steden falen, faalt Vlaanderen’. • Vlaanderen wil tegen 2020 aansluiten bij de topregio's van Europa, die ambitie staat geformuleerd in Vlaanderen in actie. Dat betekent dat niet alleen de steden Vlaanderen nodig hebben, evengoed kan Vlaanderen niet zonder krachtdadige steden. • Vanuit die positie willen de centrumsteden een substantiële rol spelen in de interne staatshervorming en de daarbij horende modernisering van de overheid.

  3. De steden zijn voor Vlaanderen een wissel op de toekomst. • Op demografisch vlak stellen we bijvoorbeeld vast dat één op vier Vlamingen in één van de dertien centrumsteden woont. De stadsvlucht is de afgelopen jaren duidelijk gekeerd. Ook op economisch vlak spelen de centrumsteden een belangrijke rol. Een kwart van de nieuw opgerichte ondernemingen is gevestigd in één van de dertien centrumsteden, en maar liefst de helft van alle jobs in de kennisintensieve en creatieve sector bevindt zich in de centrumsteden. • De steden ontwikkelen zich in een internationaal perspectief en drukken een grote stempel op het imago en de aantrekkingskracht van Vlaanderen in de wereld • Sterke steden zijn de motoren voor de economische welvaart, bieden antwoorden op complexe en urgente maatschappelijke uitdagingen en zorgden de voorbije jaren voor een ferme injectie in de bestuurlijke vernieuwing in Vlaanderen en in de modernisering en professionalisering van hun werking en administratie.

  4. Vaststellingen

  5. Belgische staatshervorming leidde tot grote dadendrang • De Vlaamse overheid ijvert op basis van het subsidiariteitsbeginsel sinds lang voor steeds meer eigen bevoegdheden van gewesten en gemeenschappen in de Belgische context. • De centrumsteden stellen echter vast dat diezelfde Vlaamse overheid dat beginsel zelf niet toepast in haar eigen interne binnenlandse organisatie. • De bevoegdheden van de Vlaamse overheid zijn door opeenvolgende staatshervormingen de voorbije decennia stelselmatig uitgebreid. Telkens als er een nieuwe bevoegdheid bij kwam, hebben de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement daarvan gebruik gemaakt om er concrete invulling aan te geven

  6. Raakvlakken zijn legio • De raakvlakken van de Vlaamse overheid met lokale besturen zijn legio en ze beïnvloeden allen direct of indirect het lokale veld. • De Vlaamse overheid heeft een belangrijke bevoegdheid als de overheid die het hele organisatorische kader regelt waarin besturen werken. • Vlaanderen geeft ook haar eigen bestuurlijke organisatie vorm en ontwikkelt daarbinnen verplichtingen voor besturen op verschillende beleidsdomeinen: milieu, ruimtelijke ordening, onderwijs,… De Vlaamse overheid legt via decreten en convenanten stadsbesturen verplichtingen op. • Via haar bevoegdheden beïnvloedt de Vlaamse overheid het gedrag van belangrijke private of semi-private spelers in de stad. • Daarnaast is de Vlaamse overheid via eigen projecten binnen de bevoegdheid van de Vlaamse overheid of omwille van de belangrijke beslissingsbevoegdheid op Vlaams niveau als actor in de stad actief • Wanneer in die interventies de steden niet gekend worden hypothekeren ze de lokale coördinatie. Ze doorkruisen, vertragen, compliceren lokale bestuursbeslissingen.

  7. Een top-down-cultuur • De Vlaamse overheid heeft de voorbije 15 jaar haar bevoegdheden omgezet in tientallen decreten, uitvoeringsbesluiten, richtlijnen en regels waarvoor verantwoording moest worden afgelegd en waardoor de handelingsvrijheid van de steden ten gronde werd beperkt. Het maakt de overheid niet meer maar minder slagvaardig. Het belemmert de oplossing van complexe maatschappelijke vraagstukken, die een geïntegreerde aanpak vragen die sectoroverschrijdend is en geregisseerd wordt op het lokale niveau. • Globaal leeft er vooral een hiërarchische top-down-cultuur bij de Vlaamse overheid. Men wenst het beleid van de gemeenten en de OCMW’s vanuit het Vlaamse niveau te sturen. • Beleidsruimte van de lokale besturen daardoor drastisch beknot. • De lokale besturen worden ingeschakeld als een uitvoeringsinstantie om de Vlaamse doelstellingen te realiseren. • Bovenlokale actoren denken op interbestuurlijk vlak ‘aanbodgericht’ in plaats van ‘vraaggericht’

  8. Sectorale logica • De organisatie van de Vlaamse overheid wordt gekenmerkt door een hoge mate van verkokering terwijl de toegenomen maatschappelijke complexiteit juist intersectorale uitwisseling en overleg vraagt • De Vlaamse regelgeving is zeer sterk eenzijdig sectoraal gestuurd door de aparte departementen zonder voorafgaandelijk horizontaal overleg en coördinatie op Vlaams niveau zodat lokale besturen bijkomend de opdracht krijgen tot afstemming van dit sectorale Vlaamse beleid op lokaal niveau. • De Vlaamse regelgeving is gekenmerkt door een hoge mate van versnippering met overdreven detailregeling op sectoraal niveau, ze stuurt met specifieke voorwaarden op een te smal gedefinieerd beleidsterrein, waardoor tientallen planverplichtingen worden opgelegd met telkens eigen rapporteringsregels en specifieke sectorale toezichtregels. In die veelheid aan regelgeving ontbreekt samenhang en een totaalvisie. Complexe (groot)stedelijke problemen laten zich echter moeilijk ‘verknippen’

  9. Versnippering leidt tot grote verantwoordingsbureaucratie • Door al die regels en de controle daarop heeft de Vlaamse overheid ook een (te) grote verantwoordingsbureaucratie opgelegd aan de lokale overheden met een veelheid aan financiële regelingen, met ieder een eigen doelstelling, looptijd en financiële verantwoording. Samenhangend beleid gaat in de steden daardoor steeds meer lijken op het maken van boekhoudkundige puzzels • Er doen zich ernstige probleem voor op het vlak van vereiste bovenlokale adviezen: ze zijn onderling niet afgestemd, conflicteren soms en worden onvoldoende gevalideerd op lange termijn • Versnipperd karakter van fondsen zorgt voor lokale boekhoudkundige puzzels • Verschillende ritmes, formats, formulieren, … maken de administratie nodeloos ingewikkeld en tijdrovend en drijven de kost op

  10. Differentiatie tussen besturenVlaamse blauwdrukken van uniform beleid kunnen niet adequaat zijn • Differentiatie in taakstelling tussen gemeenten ligt moeilijk in Vlaanderen. 308 gemeenten tussen 500.000 inwoners en pakweg 5000 inwoners op een uniforme manier behandelen is onhoudbaar. Bovendien liggen de problemen waarmee ze geconfronteerd worden en capaciteiten erg uit elkaar. • De aard en de omvang van de opgaven en problemen zijn verschillend door: • Verschillen in bevolkingssamenstelling • Verschillen in de aard en ernst van maatschappelijke problemen die zich manifesteren en het daaruit voortvloeiende cumulatie-effect • Verschillen in ruimtelijke context • Lokale vraagstukken zouden het beleid veel meer moeten bepalen. Bovendien is er meer betrokkenheid nodig van burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

  11. Vlaamse administratie is voeling met complexe beleidscontext kwijt • Formalisme viert hoogtij, rigiditeit haalt het op creativiteit • De administratie: • volgt ‘De letter van de wet’, niet de geest. Als de wet niet zegt dat het mag, mag het niet • creëert eerder bijkomende problemen dan oplossingen, is te weinig oplossingsgericht • Zegt wat niet kan, wat niet mag in plaats van mee verantwoordelijkheid te dragen en proactief mee te denken. Te veel juristen - alles wordt dichtgespijkerd • Heeft geen voeling met de praktijk, staat mijlenver van de concrete beleidspraktijk • (te veel volk met blijkbaar te veel tijd) formuleert steeds maar nieuwe richtlijnen naar het lokale niveau. Veel van deze overbodige bovenlokale energie kan op lokaal niveau een hoger rendement opleveren

  12. Vlaanderen in actieRapport commissie efficiënte en effectieve overheid • Ook in het kader van Vlaanderen 2020 en het bijhorende pact wordt het probleem onderkend. • Vlaanderen wordt gekenmerkt door een bestuurskundig landschap met veel lagen (Europees, federaal, Vlaams, gedeconcentreerde Vlaamse diensten, provinciaal, intergemeentelijk, lokaal), Dat weinig transparant en efficiënt is en onvoldoende rekening houdt met het subsidiariteitsbeginsel De historisch gegroeide inefficiëntie door de verschillende bestuurslagen moet worden gerationaliseerd. Een goed overwogen decentralisatie en een geïntegreerde beleidsplanning moet leiden tot sterke, politiek en ambtelijk geresponsabiliseerde lokale besturen.

  13. Ook Charter van Leipzig gaat voor ‘geïntegreerde strategie en gecoördineerde actie’ • Het Charter van Leipzig is onder het Duits voorzitterschap aangenomen door de Europese ministers verantwoordelijk voor het stedenbeleid op 24 mei 2007. • Het Leipzig Charter is een aanzet tot een agenda voor een ‘Europees (grote)stedenbeleid’. • Het Leipzig Charter bouwt voort op de stedelijke agenda’s van voorgaande EU voorzitterschappen, met name het ‘Lille Action Programme’ (Lille, 2000), het ‘Urban Acquis’ (Rotterdam, 2004) en het ‘Bristol Accord’ (Bristol, 2005). • De centrale boodschap in het Leipzig Charter is de noodzaak van “integrated strategies and coordinated action”. • Inhoudelijk betekent dit dat, om het doel van duurzame steden te bereiken, verschillende beleidsagenda’s in balans uitgevoerd moeten worden: sociale, economische en milieudoelstellingen moeten gelijktijdig nagestreefd worden.

  14. Ook Charter van Leipzig gaat voor ‘geïntegreerde strategie en gecoördineerde actie’ • De noodzaak tot een integrale aanpak stelt eisen aan de institutionele setting waarin het (Europese) grotestedenbeleid zich afspeelt. Alle bestuurlagen – lokaal, regionaal, nationaal en Europees – hebben belang bij gezonde steden en delen de verantwoordelijkheid voor het succes van steden. • Het charter bepaalt ondermeer: • Op nationaal niveau moeten de betrokken departementen beter samenwerken en kunnen financieringsstromen voor stedelijke ontwikkelingen het best gebundeld worden • Europese steden (en stadsregio’s) moeten integrale ontwikkelingsplannen opstellen. Het is aan de lokale overheden om de uitvoering van deze plannen te coördineren. Bij het opstellen van de plannen moeten zowel nationale, regionale als lokale overheden betrokken worden, net als belanghebbende burgers en private organisaties.

  15. Diagnose

  16. Diagnose: nood aan een keerpunt Breken met oude gewoonten, vormen en gedachten • Het is overduidelijk dat in deze legislatuur het zoeken naar nieuwe verhoudingen tussen Vlaanderen en de lokale besturen (in casu de steden) centraal moet staan . Uitgangspunt daarbij is dat de Vlaamse overheid haar lokale besturen moet vertrouwen en hen de mogelijkheid moet geven op een samenhangende en resultaatgerichte manier te werken, daarbij zelf inzettend op een Vlaams gecoördineerd beleid met duidelijke geldstromen en minder regels. • Het ultieme beoordelingscriterium voor de interne staatshervorming is of het lokale bestuursniveau er versterkt uitkomt. • De centrumsteden zijn ervan overtuigd dat ze samen met de Vlaamse overheid kunnen zorgen voor een rationalisering van de werking van de overheid. • Maar dat kan alleen als de Vlaamse overheid breekt met oude gewoonten, vormen en gedachten. • Een debat is nodig om na te gaan in welke materies een grotere lokale autonomie een meerwaarde kan betekenen voor de samenleving • Als Vlaanderen het echt meent met een beter bestuur moet het haar eigen werking systematisch in vraag durven stellen

  17. Excursie 1‘De andere overheid

  18. Excursie 1Onze Noorderburen deden het ons voor‘De andere overheid’ • De overheid heeft de samenleving de laatste decennia in veel regels gevangen met het doel om zoveel mogelijk groepen burgers, vaak via de medeoverheden, van dienst te zijn. Door die regels en de controle daarop heeft het rijk een (te) grote verantwoordingsbureaucratie opgelegd aan decentrale overheden • Deze wildgroei riep grote bezwaren bij de gemeenten op, voor zover zij daardoor worden belemmerd in hun prioriteitenbepaling, in hun bestedingsvrijheid in de efficiëntie van de taakuitvoering. • Het uitgangspunt van de Andere Overheid is dat het rijk er meer moet op vertrouwen dat decentrale overheden de middelen zinvol en verantwoord besteden; hoe groter het aantal specifieke uitkeringen, hoe minder het rijk blijk geeft van dat vertrouwen.

  19. Een slagvaardige overheid en een hoogwaardige publieke dienstverlening moeten twee hoofddoelstellingen zijn. Dat betekent minder bureaucratie en regelzucht, concrete beleidsdoelstellingen, een voortvarende aanpak van langslepende problemen en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bestuurslagen. • Het Rijk moet leren vertrouwen op de lokale democratie en zich niet langer vastklampen aan regels op detailniveau. Het Rijk moet er van uit durven gaan dat het getroffen bestuurlijke arrangement voldoende waarborgen biedt om de resterende ministeriële verantwoordelijkheid waar te maken. • In het beleidsdenken van de rijksoverheid zal de samenwerking met en het vertrouwen in de andere overheden, vanuit duidelijk gescheiden verantwoordelijkheden, meer centraal moeten komen te staan.

  20. In de bestuurlijk-financiële verhouding kan dit gerealiseerd worden door een verschuiving van specifieke uitkeringen, subsidies naar brede doeluitkeringen en de algemene uitkering van het gemeentefonds, die een meer integrale aanpak van de maatschappelijke vraagstukken voor de decentrale overheden mogelijk maken. • Doel: “het vergroten van de beleidsvrijheid en het verminderen van bureaucratie door middel van het verhelderen en vereenvoudigen van de bestuurlijke en daaruit voortvloeiende financiële verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk, provincies en gemeenten.” • De ‘dichtgeregelde’ overheid moet dringend aangepakt. • We moeten evoleren naar een slagvaardiger overheid waarin decentrale overheden op hun niveau de ruimte krijgen voor het leveren van maatwerk. De oplossing op decentraal niveau van complexe en onderling samenhangende maatschappelijke vraagstukken wordt veelal belemmerd door sectoraal ingerichte en gedetailleerde rijksregelgeving.

  21. Om deze belemmering weg te nemen, zal de rijksoverheid terughoudender moeten worden in wat zij regelt, en vooral hoe zij dit regelt. • Het bestuurlijke arrangement dient rekening te houden met de volgende uitgangspunten: • Het Rijk stuurt op hoofdlijnen en formuleert minder gedetailleerde regelgeving. Dit houdt in dat het rijk zich zoveel mogelijk beperkt tot het formuleren van algemene beleidskaders waarbij duidelijk wordt aangegeven hoe de verantwoordelijkheidsverdeling is vormgegeven. • Medeoverheden krijgen beleids- en uitvoeringsruimte zodat een integrale aanpak van problemen en effectieve inzet van middelen op lokaal niveau mogelijk wordt gemaakt.

  22. Woord wordt daad155 subsidiestromen vandaag teruggebracht tot 38Rapport ‘Anders gestuurd is beter bestuurd’ Commissie Brinkman (2005) • De Commissie Brinkman adviseerde in haar rapport ‘Anders gestuurd, beter bestuurd’ aan de Nederlandse Rijksoverheid het aantal specifieke subsidiestromen naar decentrale overheden drastisch te verminderen • Het was zelfs wenselijk om het aantal subsidiestromen van 155 naar 22 terug te brengen, zo stelde de Commissie Brinkman in haar rapport. • Op vraag van het Nederlandse Kabinet op zoek naar een ‘Andere Overheid’ adviseerde de stuurgroep specifieke uitkeringen ter wille van meer beleidssamenhang • te bundelen • op te heffen omdat ze aan hun natuurlijke beleidseinde zijn gekomen • over te hevelen naar algemene middelen om vrijere beleidskeuzen mogelijk te maken • af te kopen omdat hun administratieve verwerking te veel energie kost • ze te laten bestaan omdat ze nog altijd zeer onderscheidende betekenis hebben

  23. Dit resulteerde vandaag op vijf jaar tijd en na 3 golven al in een reductie tot 38 subsidiestromen. • Een deel van de subsidiestromen werden overgeheveld naar het Gemeentefonds, een deel van de middelen gebundeld in Brededoelstromen (Fysiek, Sociaal en Economisch). Deze zijn een ‘tussenvorm’ tussen een specifieke sectorale geldstroom en het Gemeentefonds in. Brededoelstromen hebben betrekking op een meestal substantieel bedrag en beslaan een complex (interdepartementaal) beleidsterrein, opdat verkokering binnen de rijksdienst tegengegaan wordt. • Verder werd de verantwoordingssystematiek vereenvoudigd, en is er meer ruimte gecreëerd voor maatwerk voor steden. • Ministers en departementen werden gevraagd minder te hechten aan het afzonderlijk belang en meer te investeren in het geheel.

  24. Woord wordt daad Terugdringing van verantwoordingsbureaucratie (single audit en single information) • Een belangrijk doel van de doorlichting is terugdringen van de verantwoordingsbureaucratie die vaak samenhangt met specifieke uitkeringen. Hierbij wordt gedoeld op de vele, gedetailleerde (verantwoordings)informatiestromen tussen departementen en medeoverheden, waarvan nut en noodzaak niet altijd voor alle partijen even duidelijk zijn. • Daarnaast is in het beoordelingskader opgenomen dat de stuurgroep het verantwoordingsproces wil vereenvoudigen door uit te gaan van het principe van de accountantscontrole van gemeenterekening en specifieke uitkering in één beweging, en éénmalige aanlevering van beleidsmatige en financiële verantwoordingsinformatie door de decentrale overheid aan raad, provinciale staten en departement.

  25. Elementen van een Vlaamse interne staatshervorming

  26. Méér bevoegdheden én middelen voor het lokale bestuursniveau. Consequente toepassing van het subsidiariteitsbeginsel • De meest recente Europese gegevens (“Sub-national public sector expenditure 2009-2010”) tonen aan dat de uitgaven van de Belgische lokale besturen 6,8% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedragen. • Het gemiddelde in de Europese Unie is 12,9%. We behoren dus zeker tot de laagste in Europa en zitten 6% onder het Europese gemiddelde. Dit betekent dat in vergelijking met andere landen in België een groter deel van de overheidsuitgaven gebeuren door de federale en de regionale overheden. • De herhaalde staatshervormingen die ons land heeft gekend zijn steeds beperkt gebleven tot de centrale overheidsniveaus. • De geplande interne Vlaamse staatshervorming moet in wezen dus gaan over het overhevelen van meer middelen én bevoegdheden naar de lokale besturen.

  27. Vlaamse overheid moet zich terughoudend opstellen en vooral op grote lijnen en kaders inzetten: ‘keep it simple en smart’ • In heel wat beleidssectoren kunnen concrete bevoegdheden overgeheveld worden naar het lokale niveau (mét de huidige middelen). • de scholenbouw (zou de achterstand ook zo groot geweest zijn als lokale besturen hiervoor bevoegd waren?) • de kinderopvang (lokale besturen moeten steeds weer bij de Vlaamse overheid aankloppen voor een uitbreiding van de capaciteit) • de ouderenvoorzieningen • het stads- en streekvervoer (bv.. zelf beslissen over het inrichten van extra buslijnen) • de lokale diensteneconomie (met de creatie van jobs voor arbeidsgehandicapten in de onmiddellijke nabijheid) • het mobiliteitsbeleid • de ondersteuning van het brede vrijetijdsbeleid • de aanleg van fietspaden • enz.…

  28. Een drastische beperking van de planlasten • De planningsverplichtingen drastisch terugschroeven en integreren in het algemene meerjarenplan (gemeente- en OCMW-decreet) is een belangrijke stap in het meer responsabiliseren van lokale besturen. • Schrappen van overbodige regelgeving (bv.. detaillistische financiële regelingen in het gemeente- OCMW-decreet en uitvoeringsbesluiten). • Vereenvoudiging van de regelgeving die nu vaak formalistisch en detaillistisch is. Vlaanderen moet besturen op hoofdlijnen. Vaak is de huidige regelgeving veel té uitvoerig en té complex. Het zijn soms eerder onleesbare doctoraatsthesissen dan transparante wetteksten (bv.. het mobiliteitsdecreet).

  29. Stabiele regelgeving (het Gemeentedecreet van juli 2005 werd intussen al zeven keer aangepast…), met voldoende implementatietijd door lokale besturen. De decreten ruimtelijke ordening en grond- en pandenbeleid van het voorjaar 2009 waren duidelijke voorbeelden van hoe het niet moet. • Geen gebruik van onwerkbare begrippen die geen houvast bieden. Lokale besturen krijgen in een aantal gevallen de “regie” voor bepaalde taken zonder reële beslissingsbevoegdheden of instrumenten, bv.. ten aanzien van private actoren of andere overheden; • Geen intermediair (provinciaal) niveau dat zich op alle taken en bevoegdheden werpt (vaak bovendien gefinancierd met Vlaamse middelen) en de lokale besturen overstelpt met overdadige initiatieven waardoor eerder afhankelijkheid dan autonome beleidsruimte wordt gecreëerd. Voor de centrumsteden is de provincie een overbodig bestuursniveau. Voorstel is dan ook de centrumsteden ‘provincievrij’ te maken

  30. Schrappen in de veelheid aan Vlaamse intermediaire organen en instantiesRespect voor wat van onderen uit ontstaat aan samenwerking • Wat de schaalproblematiekbetreft moet er een einde komen aan de puur sectorale aanpak van Vlaanderen vaak gekenmerkt door de oprichting bij decreet of besluit van ‘Vlaamse streekinstanties’ die tussen het lokale en het provinciale niveau worden geplaatst (bv.. RESOC’s, Regionale Landschappen, Zorgregio’s, LOGO’s, …). • Elk van die ‘Vlaamse streekinstanties’ hebben eigen geografische omschrijvingen. Bovendien komen ze soms op terreinen die voordien al door de lokale besturen zelf of hun eigen samenwerkingsinitiatieven waren bezet, waardoor er ter plaatse ook bevoegdheidsconflicten ontstaan. • De lokale besturen krijgen vaak ook de vraag om zich te engageren in die ‘Vlaamse streekinstanties’, door mee te betalen, afgevaardigden aan te stellen, enz.

  31. Die overdracht van middelen en bestuurders van het lokale niveau gaat slechts in heel beperkte mate samen met een echte invloed vanuit de gemeenten, want Vlaanderen blijft als oprichter en financier het stuur stevig in handen houden. • Hier ligt de echte oorzaak van de grote verrommeling op streekniveau, met een overdaad aan overheidsinstanties. • Het is absoluut nodig om een onderscheid te maken tussen de instanties en verenigingen die vanuit de gemeenten zelf zijn gegroeid en de instanties die niet van onderuit zijn gegroeid (maar door Vlaanderen of de provinciebesturen zijn ingericht). • We mogen ervan uitgaan dat de instanties en samenwerkingsverbanden, zoals intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, die vanuit de lokale besturen zelf zijn gegroeid in de praktijk beantwoorden aan een reële behoefte en noodzaak tot intensere samenwerking in hoofde van de gemeenten en OCMW’s

  32. Vlaanderen heeft één gezicht en één stem ten aanzien van lokale besturen • Vlaanderen moet ten aanzien van de lokale besturen één gezicht en één stem hebben: • Voor (digitale) informatie- en toezichtstromen (ook sectoraal): alles naar één Vlaams adres (bv.. de gouverneur), die dan verder voor de verspreiding zorgt • Voor adviezen bij allerlei projecten: één geïntegreerd advies van Vlaanderen en niet per sector (cf. de aanbevelingen van de commissies Berx en Sauwens) • Voor beroep tegen bepaalde beslissingen van lokale besturen: één Vlaamse instantie kan in beroep gaan (interne Vlaamse coördinatie)

  33. Ruimte voor lokale fiscaliteit • De voorbije jaren heeft de Vlaamse overheid regelmatig ingrepen gedaan in de lokale fiscaliteit en dat ondanks de in principe zeer ruime en grondwettelijk verankerde fiscale lokale autonomie. Enkele voorbeelden: • De bemoeienissen met de wijze waarop de leegstandsheffing moet worden georganiseerd (en de opbrengst gebruikt) via het grond- en pandendecreet. • De schuldovername via het Lokaal Pact in ruil voor een fiscale bevriezing in 2009 en het afschaffen van een reeks gemeentebelastingen. • Het invoeren van een gemeentebelasting op taxi’s via een decreet • Wie lokale besturen als politiek verkozen en verantwoordelijke besturen ernstig neemt, moeit zich slechts uitzonderlijk met de reglementaire bevoegdheid van de gemeenteraad op het vlak van belastingen, zolang algemene beginselen van behoorlijk bestuur daarbij gerespecteerd worden.

  34. Treed de lokale besturen tegemoet als ‘partners’ • Door de realiseringsdrang van de Vlaamse overheid werd de eigen beleidsruimte van de gemeenten en OCMW’s drastisch ingeperkt. De, lokale politieke mandatarissen die evenzeer rechtstreeks verkozen, ervaren dit proces al jaren als een overdreven betutteling door het Vlaamse overheidsniveau. Deze mentaliteit is fundamenteel strijdig met het subsidiariteitsbeginsel dat te vaak door Vlaanderen wordt genegeerd. • De voorbije tien jaar werden door achtereenvolgende regeringen van verschillende politieke samenstelling pogingen aangewend om de omgangsvormen tussen het centrale Vlaamse overheidsniveau en het lokale bestuursniveau op een andere leest te schoeien. Zowel bij het ‘pact met de gemeenten’ als bij het ‘kerntakendebat’ en recentelijk bij het ‘lokaal pact’ werden nieuwe bestuurlijke afspraken en concrete actiepunten op papier gezet om de relatie centraal-lokaal op een meer evenwichtige en respectvolle manier vorm te geven.

  35. De voorbije jaren zijn er zeker pogingen gedaan om aan deze afspraken tegemoet te komen. Toch is de algemene beoordeling niet positief. • Achtereenvolgende regeringen achten zich niet gebonden door de afspraken die het lokale bestuursniveau heeft gemaakt met de vorige regering, • het parlement werd onvoldoende bij deze afspraken betrokken (en heeft er ook vaak geen oog voor), • vooral vakministers volgden de algemene bestuurlijke afspraken niet op. • Telkens opnieuw werden de afspraken niet nageleefd door de politieke en ambtelijke Vlaamse verantwoordelijkheden omwille van diverse motieven. Globaal leeft er vooral een hiërarchische top-down-cultuur bij de Vlaamse overheid. Men wenst het beleid van de gemeenten en OCMW’s vanuit het Vlaams niveau te ‘sturen’.

  36. Sleutelen aan structuren en ingrijpen in bestaande culturen • Het regeerakkoord van de huidige regering bevat opnieuw een aantal engagementen om de omgangsvormen met de lokale besturen te verbeteren (wetsmatiging, administratieve vereenvoudiging, vermindering planningslasten, efficiëntiewinsten, belfortprincipe, subsidiariteit, …). De nieuwe Vlaamse regering zet ook hoog in op een interne staatshervorming • De Vlaamse lokale besturen zijn bereid om constructief mee te werken aan de interne staatshervorming. Voor gemeenten en OCMW’s is het wel essentieel dat het niet alleen gaat over aanpassing van structuren maar ook over een andere bedrijfscultuur bij de centrale Vlaamse overheid. Een culturele revolutie van de Vlaamse bedrijfscultuur is wenselijk.

  37. Vertrouwen in lokale besturen • Herhaaldelijk wordt in bevragingen en onderzoeken vastgesteld dat er bij de bevolking een groot vertrouwen is in de lokale administraties en besturen. Als de Vlaamse overheid dit vertrouwen verder zou ondersteunen, kunnen gemeenten en OCMW’s zeer belangrijke resultaten voor hun bevolking realiseren op vele beleidsdomeinen (welzijn, ruimtelijke vormgeving, lokale economie, duurzaamheid, …). De interne staatshervorming moet vertrekken van het basisvertrouwen in de kwaliteit van het lokale bestuur. • Het Vlaamse regeerakkoord bevat daarvoor een aantal goede voornemens. Steden (en gemeenten) leggen de grootste waakzaamheid aan de dag dat deze voornemens ook strikt worden nageleefd.

  38. Kader voor overheveling van bevoegdheden en middelen - Deel I Horizontale interne projecten • Beleidsdomeinen en -opdrachten die zich afspelen binnen de administratieve grenzen van één lokaal bestuur • Stad, OCMW, autonome gemeentebedrijven kunnen door samen te werken instaan voor het uitvoeren van het beleid • Voor die beleidsdomeinen dienen de bevoegdheden en middelen overgeheveld naar het lokale niveau Horizontale projecten tussen stad en rand • Beleidsdomeinen en - opdrachten die zich afspelen op een hoger niveau dan de centrumstad of de randgemeente en een stadsregionale aanpak vragen • De regio kan door samen te weken instaan voor het uitvoeren van het beleid • Voor die beleidsdomeinen en –opdrachten dienen de bevoegdheden en middelen overgeheveld naar het stadsregionaal bestuur • Waar een stadsregionaal bestuur actief is , dient de provincie terug te treden.

  39. Kader voor overheveling van bevoegdheden en middelen – Deel II Verticale projecten – Multi-Level Governance • Sommige beleidsopgaven overstijgen de gemeente en de regio, vragen een afwegingskader op Vlaams, Belgisch of Europees niveau en dienen door de Vlaamse overheid opgenomen te worden • De Vlaamse overheid is dan als actor actief in gemeenten via eigen projecten of omwille van de belangrijke beslissingsbevoegdheid op Vlaams niveau (voor infrastructuurwerken bijvoorbeeld of omdat zij de belangrijkste financier is van stedelijke projecten). • Die projecten situeren zich niet in het luchtledige maar slaan neer in één of meerdere gemeenten. Een afstemming met de betrokken gemeenten is het uitgangspunt. Vlaams impulsbeleid • Vlaanderen kan ook een impulsbeleid voeren dat na een tijd (5 à 10 jaar) geïntegreerd wordt in het lokale reguliere beleid en niet verworden tot routineuze herhalingsoefeningen

  40. Excursie 2Stadsregionale ontwikkeling

  41. Excursie 2Rapport ‘Een sterke stad en een sterke stadsregio(Cabus 2009) • Veel facetten van de maatschappij functioneren op een hoger schaalniveau dan de stad of gemeente. De ontwikkeling aan de ene zijde van de stadsgrens kan niet verklaard worden zonder de ontwikkeling aan de andere kant van de stadsgrens mee in beschouwing te nemen. Een faciliterend kader voor stadsregionale samenwerking ontbreekt echter nog. • De aanbevelingen in het rapport Cabus richten zich tot lokale besturen en Vlaanderen. Die laatste moet immers een belangrijke rol spelen in het creëren van een faciliterend kader voor stadsregionale aanpak.

  42. Een greep uit de aanbevelingen • Stadsregionale samenwerking op maat van de regio met respect voor de verschillen qua historiek, de regionale – nationale en grensoverschrijdende inbedding, de bestuurlijke cultuur en de politieke verhoudingen en de verschillen naargelang de beleidsdomeinen. • Geen complexe bestuurlijke organisatie: de aanbevelingen gaan uit van maximaal drie politiek-bestuurlijke niveaus in Vlaanderen. Daar waar een nieuw stadsregionaal bestuur als samenwerkingsmodel komt, impliceert dit het terugtreden van de provincie als politiek niveau op het territorium van de stadsregio • Een stadsregionaal bestuur mogelijk maken: de bevoegdheden en middelen met betrekking tot de binnen het stadsregionaal bestuur gedefinieerde strategische beleidsdomeinen die zich vandaag situeren bij de gemeenten, de provincies en het Vlaamse niveau worden toegewezen aan het stadsregionaal bestuur. • De basis voor het stadsregionaal bestuur moet gelegd worden in een Vlaams kaderdecreet stadsregionale samenwerking zonder evenwel te komen tot een complexere bestuurlijke organisatie

  43. Conclusie

  44. De vraag of Vlaanderen bij een interne staatshervorming ook echt afstand wil doen van eigen middelen en/of (fiscale) bevoegdheden is de ultieme toetssteen of het Vlaanderen echt menens is met de “interne staatshervorming”. Anders dreigt het hele verhaal te eindigen met alleen maar wat gerommel in de marge.

More Related