110 likes | 320 Views
Slechtziende en blinde kinderen. inhoudstafel. Inleiding Slechtziendheid en blindheid Psychosociale aspecten Oorzaken van blindheid en slechtziendheid Diagnostiek Begeleiding van onderwijs Prognose Secundaire preventie: vroegtijdige onderkenning. Inleiding.
E N D
inhoudstafel • Inleiding • Slechtziendheid en blindheid • Psychosociale aspecten • Oorzaken van blindheid en slechtziendheid • Diagnostiek • Begeleiding van onderwijs • Prognose • Secundaire preventie: vroegtijdige onderkenning
Inleiding • Kinderen met een visuele beperking: - kinderen die helemaal niets meer zien - kinderen die een deel vaan hun gezichtsveld missen en als het ware door een koker kijken • - Niet of slecht zien vraagt specifieke aandacht en begeleiding van opvoeders, leerkrachten en andere betrokkenen. Met die specifieke aandacht zullen veel kinderen toch een normaal leven kunnen leiden, de gewone (basis)school bezoeken, studeren…
Slechtzienden en blinden • Slechtziendheid komt meer voor dan blindheid. Slechtziendheid: gezichtsscherpte voor veraf is = of < 30% en/of storende uitval van gezichtsveld. Blindheid: gezichtsscherpte voor veraf is < 10% en/of het gezichtsveld is 10 graden of minder. • Motorische ontwikkeling: deze verloopt op bepaalde gebieden trager van slechtziende en blinde. • Taalontwikkeling: gebruik van woorden in een goede context gebruiken + begripsvorming adequaat voor communicatie. • Spelontwikkeling: vaak moeite met samen spelen en delen van materiaal + kunnen zich dirigerend opstellen. • Identiteitsontwikkeling: bevorderen van autonomie, zelfvertrouwen en sociale competentie. • Prevalentie: aantal blinde kinderen is aanmerkelijk kleiner dan aantal slechtziende kinderen. • Differentiaaldiagnose: geeft soms indruk in zichzelf gekeerd te zijn + contactname kan doen denken aan autistiform gedrag.
Psychosociale aspecten • Vaak is opvoedingsverlegenheid bij blinde kinderen sterker dan bij slechtziende kinderen. Er zijn veel meer praktische vragen. • Risico op over- of onderschatting bij slechtziende kinderen. • Risico voor psychosociale ontwikkeling: moeilijk om gedrag van ander juist te interpreteren. → meer gebruik moeten maken van verbale informatie + regelmatig vragen voor verduidelijking → extra aandacht voor aanleren non-verbaal gedrag • Bij het ouder worden steeds meer bewust van beperkingen → hebben het moeilijk hiermee. Sommigen aangewezen op hulpmiddelen als een stok of optisch hulpmiddel. • Vrijetijdsbesteding: ze sluiten zich bij voorkeur aan bij reguliere verenigingen en clubs.
Oorzaken van blindheid en slechtziendheid • Beschadigingen/ defecten aan hoornvlies, lens, glasvocht, netvlies, oogzenuw, visueel geleidingssysteem of visuele schors. • (Groeiende) groep kinderen bij wie oogzenuw niet goed functioneert/ bij wie visuele prikkels niet goed worden verwerkt door hersenen. • Nog oorzaken: door erfelijkheid, Albinisme, Prematurenretinopathie, Congenitaal cataract, Nystagmus, Opticusatrofie, Tapetoretinale dystrofie, Aniridie, Coloboom, Achromatopsie, Cerebrale en visusstoornissen.
Diagnostiek • Soms ontdekken ouders kort na geboorte dat er iets aan de hand is met de ogen van hun kind, soms pas wanneer eisen op school toenemen. Belangrijk is dat oogarts ouders en kind doorverwijst naar centrum voor advies, begeleiding en onderwijs aan mensen met visuele beperking. • De onderzoeken hebben belangrijke functie bij bepalen welke hulpmiddelen en aanpassingen het kind baat kan hebben. • Onderzoek bij visuele beperkingen vraagt interdisciplinaire aanpak met als doel: stoornissen en risico’s in ontwikkeling tijdig te onderkennen + inzicht krijgen in mogelijkheden en beperkingen van kind. Afhankelijk van beeld kan o.a. psychologisch, didactisch, fysiotherapeutisch/ neuropsychologisch onderzoek worden verricht. • Specifieke aandacht voor kind met progressieve aandoening.
Begeleiding en onderwijs • Begeleiding van het kind in het gezin: in de eerste periode na het stellen van de diagnose hebben ouders vooral behoefte aan het uiten van hun gevoelens en aan relevante informatie over hun kind. Het accent in de hulpverlening is steeds meer komen te liggen op vergroten van mogelijkheden van kind om zich in zijn eigen omgeving optimaal te ontwikkelen. • Onderwijs: alleen kinderen en jongeren met een visuele beperking, volgens de criteria van de who, worden toegelaten tot het (voortgezet) speciaal onderwijs of de ambulante onderwijskundige begeleiding voor visueel gehandicapte leerlingen. • Oriëntatie- en mobiliteitsinstructie: leren van specifieke vaardigheden (bv. gebruik van stok). Voor trainingen zijn mobiliteitstrainers, verbonden aan gespecialiseerde centra.
Prognose • Voelen zich over het algemeen even gelukkig als leeftijdgenoten, die niet gehandicapt zijn. Ze hebben weliswaar een kleiner netwerk dan hun niet-gehandicapte leeftijdgenoten, maar kwaliteit van hun netwerk en ervaren steun zijn over het algemeen bevredigend. Wel blijkt er behoefte te bestaan aan meer contacten, vooral met niet-gehandicapten. • Hoewel mensen met een visuele beperking allerlei beroepen uitoefenen, vormt de beperking nogal eens een barrière bij het vinden en houden van werk.
Secundaire preventie: vroegtijdige onderkenning • Een voorwaarde om in een vroeg stadium te kunnen interveniëren is een vroegtijdige onderkenning van de visuele aandoeningen. De jeugdgezondheidszorg in Nederland heeft landelijk een oogheelkundig screeningsprogramma opgezet, dat uitgevoerd wordt door consultatiebureauartsen. Indien nodig vindt doorverwijzing naar de oogarts plaats en verwijst deze door naar een instelling voor mensen met een visuele beperking. Dergelijke centra bieden multidisciplinair onderzoek, advies, begeleiding en onderwijs op alle terreinen van de ontwikkeling. De gespecialiseerde centra kunnen ook een bijdrage leveren aan de diagnose. Daarnaast kan voor aanvullend diagnostisch onderzoek doorverwezen worden (in België: CLB).