1 / 34

ACADEMISCHe vaardigheden – wC 1.4

ACADEMISCHe vaardigheden – wC 1.4. Simone oskam. Terugkoppeling probleemsignaleringen Onderzoeksvragen formuleren in de sociale wetenschap: Stap voor stap Criteria Typen onderzoeksvragen Vorm en inhoud ToDo. Programma wc 1.4. Inleidingen: wat valt op?.

artie
Download Presentation

ACADEMISCHe vaardigheden – wC 1.4

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. ACADEMISCHe vaardigheden – wC 1.4 Simone oskam

  2. Terugkoppeling probleemsignaleringen Onderzoeksvragen formuleren in de sociale wetenschap: • Stap voor stap • Criteria • Typen onderzoeksvragen • Vorm en inhoud ToDo Programma wc 1.4

  3. Inleidingen: wat valt op? • Situatie en probleem sluiten niet op elkaar aan / worden door elkaar gehaald In de tijd van vandaagishetbelangrijk, als men in grotebedrijven werkt, goedmet andere mensen samen in eengroep werken te kunnen. (1) Hetismoeilijkvoorwerkgeveruit te vinden welke personengoedsamenwerkenomhetbestmogelijkeresultaat te produceren. (2) Hetprobleembestaatuit de samenstelling van extraverte en introvertemensen en hoezemetelkaarsamenwerken. Om de bestmogelijkesamenstelling te vindenmoetmenzichdaaropconcentrerenuit te vinden welke typen van mensen (extraverte/intraverte) eengoedeconstellatievormen. Doel van de studieisuit te vinden welke constellaties van typen hetbest werkt omeengoederesultaat te ontvangen.

  4. Inleidingen: wat valt op? • Situatie en probleem sluiten niet op elkaar aan / worden niet uitgewerkt Iedereen kent het probleem: Je schrijft een boodschrappenlijst, ga naar de supermarkt en als je naar huis komt, heb je toch al weer meer gekocht dan op de lijst stond. Wat zouden de redenen ervoor kunnen zijn? De meeste mensen zouden wel ten eerst aan slimme salesstrategieën denken zoals bepaalde acties. Maar éen subtielere manier om ons koopgedrag te beïnvloeden, lijkt de muziek, die altijd in de achtergrond gespeeld wordt te zijn. * Dus op de éen of andere manier blijken onze emoties door de muziek beïnvloed te worden. Maar welke emoties moeten opgeroepen worden opdat we meer geld en meer tijd in de supermarkt investeren dan nodig? Het doel van het onderzoek is mensen hun consumentengedrag bewust te maken en hen daarmee meer zelfcontrole te geven.

  5. Het ‘waarom’ speelt zich op een ander niveau af / is slechts een herhaling van het probleem ipv een motivatie • Ze kunnen niet meer goed ‘functioneren’ binnen de samenleving.[…]Zij voelen zich niet goed en kunnen wellicht niet meer werken of zorg dragen voor hun naasten. Inleidingen: wat valt op?

  6. Onderbouwing ontbreekt • “Omdat gevoelens een grote rol spelen op sociaal gebied, is het van belang dat deze overwegend positief zijn.” Waarom? • “Doordat mensen een vertekend ideaalbeeld krijgen en daardoor minder zeker van zichzelf zijn, kan dit leiden tot psychische problemen.” Ja, en dus? Belang is niet duidelijk zichtbaar voor maatschappij/wetenschap • Doel van de studieis de oudersuit te legen wat de gevaren van televisie-consumptiekunnenzijn en zemotiveerd worden eruitconclusies te trekken voorhun eigen kinderen. Inleidingen: wat valt op?

  7. Stel geen (retorische) vragen (behalve onderzoeksvraag) in de inleiding maar beschrijf situatie, probleem en belang • Nu komt de vraag op of deze cijfers kloppen en wat de gevaren zijn van het internet daten. Raken de deelnemers hierdoor niet te gefixeerd op het internet daten zodat ze in een sociaal isolement terecht komen? En is het wel zo succesvol als de sites doen voorkomen? Inleidingen: wat valt op?

  8. Beschrijf specifiek wie/wat je bedoelt (wat is ‘tegenwoordig’?) Vermijd vooronderstellingen/aannames/stellingen zonder onderbouwing Onderbouw je beweringen, maak ze aannemelijk Gebruik bronnen (al dan niet wetenschappelijk) voor onderbouwing Stel geen vragen (behalve onderzoeksvraag) in de inleiding maar beschrijf situatie, probleem en belang Schrijf formeel, zakelijk en neutraal Schrijf eenduidig (beweringen, zinnen, verwijswoorden) Tips voor inleidingen

  9. Ga je probleemsignalering na op genoemde punten: • Aansluiting situatie en probleem • Differentiatie situatie en probleem • Uitwerking situatie en probleem • Aansluiting ‘waarom’ op ‘wat’ op zelfde niveau • ‘Waarom’ vormt geen herhaling van ‘wat’ • Ontbreken onderbouwingen • Zichtbaar belang voor maatschappij/wetenschap • Formulering en schrijfstijl Nu jij

  10. De onderzoeksvraag Wat is waaraan/aan wie onderzocht?

  11. Eerst lezen dan vragen? • Eerstliteratuurstudie, daarnauitvoering van het onderzoek. • of • * Het onderzoekeerst, daarnarelevanteliteratuureroverbestuderen (bijv. Verklarenvanuitbestaandetheorie).

  12. Waarom eerst literatuur? Voorkomen van ‘Opnieuw het wiel uitvinden’ Identificeren van gaten in de literatuur Nadruk op de NIEUWE INVALSHOEK van het onderzoek (topic, method, data, analysis)

  13. Onderzoeksvragen

  14. Onderzoeksvragen “The essence of science: ask an impertinent question, and you are on the way to a pertinent answer.” (Jacob Bronowski, British mathematician & biologist) “The scientist is not a person who gives the right answers, he’s the one who asks the right questions.” (Claude Levi-Strauss, French anthropologist)

  15. Onderzoeksvragen experiment Bestaandevragen Informatiezoeken Nieuwevragen Verder info zoeken

  16. Het belang van onderzoekvragen Stuurt het zoekennaarliteratuur Stuurtbeslissingen over watwel/niet Bepaalt data analyse Bepaaltwelke data te presenteren Voorkomtdat je onnodigerichtingenuitgaat

  17. Van probleem naar vraag 1. Theorieën 2. Trends & ontwikkelingen 3. Sociale & organisatie-vraagstukken 4. Persoonlijke ervaringen 5. ‘Gaten’ tussen werkelijkheid en verklaring ervan Huidigesituatie / probleem Doel van het onderzoek Onderzoeks-vragen

  18. Stap-voor-stap naar een onderzoeksvraag Onderzoeksgebied Dyslexie Selecteer aspect van onderzoeksgebied Dyslexie op de basisschool Formuleermogelijkeonderzoeksvragen In hoeverrehindertdyslexiehet vroegeleerprocesbijkinderen? Watzijnvroegeindicatoren van dyslexie? Watzijn de verschillentussen de diverse dyslexieprotocollen? Selecteer je onderzoeksvraag Watzijn de verschillentussen de diverse dyslexieprotocollenvoorwatbetreft het leerproces van het dyslectische kind?

  19. Criteria voor een goede onderzoekvraag S SPECIFIEK M MEETBAAR A ACCEPTABEL(‘te beantwoorden’) R RELEVANT T TIJDGEBONDEN

  20. Criteria voor een goede onderzoekvraag Verbonden met bestaandetheorie & onderzoek Operationaliseerbaar Bijdragenaanwetenschappelijke ‘body of knowledge’ (vernieuwend)

  21. Typen onderzoeksvragen Beschrijvend Verklarend Analyserend Beoordelend Causaal Vergelijkend

  22. Typen onderzoeksvragen Beschrijvendevragen Gericht op het in kaartbrengen van eenhuidigesituatie ‘In welke mate zijnNederlandersbezorgd over hun online privacy?’ Verklarendevragen Gericht op het inzichtgeven in bepaaldgedrag/eenbepaaldfenomeen ‘Welkefactorendragenbijaan de zorgen van Nederlanders over hun online privacy?

  23. Typen onderzoeksvragen Analyserendevragen Gericht op het ‘ontleden’ in zijnsamenstellendedelen ‘Welketekstelementenstellenlezersertoe in staateensamenhangendecognitievetekstrepresentatie te maken?’ Beoordelendevragen Gericht op de (veronderstelde) effectiviteit van iets In welke mate leidt het behandelen van depressie met elektroshocktherapie tot eenvermindering van de depressie?

  24. Typen onderzoeksvragen Causalevragen Gericht op het onderzoeken van eenverbandtussen twee fenomenen ‘In welke mate leidt de houdingtegenoverallochtonen tot overeenkomstigstemgedragbijpolitiekeverkiezingen?’ Vergelijkendevragen Gericht op de overeenkomsten en verschillen tussen twee zaken Welke risico’s associëren mensen met e-commerce en e- government?

  25. Vorm en inhoud van de vragen VORM Eengoedeonderzoeksvraagbestaatuitéénvraag. Vermijdsamengesteldevragen Bijv. In welke mate zijnNederlandsbezorgd over hun online privacy en welkefactorendragenbijaan die bezorgdheid?

  26. Vorm en inhoud van de vragen VORM Eengoedeonderzoeksvraag mag geenvalseaanname(s) bevatten. Bijv. Vanafwelkeleeftijdstoppenjongens met onderpresteren op school?

  27. Vorm en inhoud van de vragen INHOUD: METAFYSISCHE VRAGEN • Kunnen niet beantwoord worden via empirisch onderzoek (bijv. Wat is het wezen van…) • Waarom-vragen: onduidelijk wat voor type antwoord wordt verwacht → oorzaken, motieven redenen, processen, doelen?

  28. Vorm en inhoud van de vragen INHOUD: NORMATIEVE VRAGEN • Gelinktaanoordelen over normen en waarden, gaanvaakover wat ‘zoumoetenzijn’ • Kunnennietempirischbeantwoordwordenomdatergeen ‘juist’ antwoordmogelijk is • Bijv. Moetenlijfstraffenweerwordentoegestaan op de middelbare school?

  29. Formulering van de vraag Bondig Eén zin (dus niet per definitie ‘kort’) Goede gedefinieerde kernwoorden Geen ambigue taal Geen onnodig gebruik van jargon Niet nodeloos ingewikkeld Helder Precies Concreet en specifiek (t.o. vaag en generiek)

  30. Oefening: beoordeel OZ-vragen • Waarom zijn mannen slechtere chauffeurs dan vrouwen? • Waarom hebben zo weinig Nederlanders gestemd tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen? • Op welke wijze kan informatie voor mantelzorgers hen een effectieve ondersteuning bieden bij de uitvoering van hun zorgtaak? • Zijn er overeenkomsten tussen de politieke bewegingen van Fortuyn en van Wilders?

  31. OZ-vraag vs. hypothese Eenhypothese… • is eenaanname, afleiding, voorspelling, gefundeerdoordeel, veronderstelling • is eenbewering die eenrelatiebeschrijft • eenuitspraak die waar of nietwaar is • Stellingen hebben altijd twee variabelen: • * Onafhankelijke (oorzaak/sturing) • * Afhankelijke (gevolg/observatie)

  32. Wanneer hypothese? • Gebruik een onderzoeksvraag bij exploratief onderzoek. Vgl. het in kaart brengen van onbekend gebied. • Gebruik een hypothese als je op basis van uitgevoerd onderzoek een vermoeden van een antwoord hebt én je die veronderstelling kwantitatief wilt toetsen. • Met het theoretisch kader leg je doorgaans de basis voor een hypothese.

  33. Huiswerk • Lezen: 6.1 t/m 6.4 en hfst 13 • Herschrijf probleemsignalering indien nodig • Formuleer je voorlopige onderzoeksvraag • Formuleer binnen dat kader belangrijke thema’s en deelvragen • Lever je onderzoeksvraag in op BB

More Related