190 likes | 350 Views
Hoofdstuk 4. Middeleeuwen: Monniken en Ridders. Paragraaf 4.1. Leenheren en leenmannen. Het rijk van Karel de Grote. De middeleeuwen begonnen in het jaar 500. Deze periode duurt tot het jaar 1000.
E N D
Hoofdstuk 4 Middeleeuwen: Monniken en Ridders
Paragraaf 4.1 Leenheren en leenmannen
Het rijk van Karel de Grote • De middeleeuwen begonnen in het jaar 500. • Deze periode duurt tot het jaar 1000. • Nadat het West-Romeinse Rijk uit elkaar is gevallen is er constant oorlog in West-Europa. • Germaanse koninkrijken vochten steeds met elkaar om de macht.
Rond 730 stondKarel Martel aan het hoofd van het FrankischeRijk van de Franken, in Frankrijk, België en Zuid-Nederland. • Zijnkleinzoonneemt de macht over in 768, Karel de Grote. • Hijzal het rijkverderuitbreiden.
Karel de Grote had veelruzie met de Saksen in Duitsland. • Na eenopstandliethijduizendenSaksenonthoofden. • HijveroverdNoord-Nederland, de rest van Duitsland, de Alpen, en eendeel van Italië. • Hijverslaat de Avaren in Hongarije en Kroatië.
Karel de Grote wordteenbekendleider in Europa. • In 800 wordthij door de paus in Rome zelfs tot keizergekroond.
Rondreizendbestuur • Karelwildezijnrijkgoedbesturen, maar dat was moeilijk. • In dezetijd van monniken en ridderswas erweinig over van de Romeinsecultuur: • Nog maar weinigmensenkondenlezenof schrijven. • Erwerdendusboodschappers op pad gestuurd om bevelen door tegeven in het rijk.
Hij had zelfeenpaleis in Aken, maar trok door zijnhelerijkrond. • Over slechte, vervallenwegentrokhij van pleknaarplek. • Stedenwarenverdwenen, er was geenlandbouw-stedelijkesamenlevingmeer. • Er was alleen nog landbouw, door alleoorlogen en plunderingen.
Het leenstelsel • Karelvroeg de adel om hem tehelpen met het besturen van zijn land. • Edelenwerdengraaf of hertog en zijwerden de baas van; • Groterehertogdommen • En kleineregraafschappen. • Zijmoestendatgebiedbesturen en er in rechtspreken.
In ruildaarvoormochtenzebelastingenophalen in hungebied. • Zemochten het gebiedlenen van Karel. • De edelmanwerd de leenman • En Karel, alskeizer, werd de leenheer. • Ditnoemen we het leenstelsel.
De leenmannen zweren de eed van trouw aan hun koning, Karel. • Ook moet hij soldaten leveren als de koning een oorlog gaat voeren.
Een onveilige tijd • Na de dood van Karel de Grote in 814 vergaten de leenmannen hun eed van trouw. • Ze gingen het gebied zien als hun eigen terrein. • Het werd doorgegeven aan zoons en ze benoemden achterleenmannen: • Edelen die trouw zweren aan de leenman en weer een kleiner gebied zouden besturen.
Ook deze achterleenmannen zagen het gebied als van hun eigen: • Het Frankische rijk versnipperde in stukjes. • Koningen, graven, hertogen en achterleenmannen hadden vaak oorlog.
Zo was er veel onrust in Europa: • Ook rovers en plunderingen van buiten Europa zoals de Vikingen. • Om zichzelf te beschermen bouwden edelen kastelen. • Meestal waren ze van hout, met een gracht erom heen.
Ridders en toernooien • Vanaf de 8e eeuw, vochten de Franken niet meer alleen met soldaten, maar ook met ridders. • Dit waren soldaten te paard. • Ze hadden een schild en zwaard.
Ze beschermen hun lichaam met een maliënkolder. • = Een harnas van duizenden ringetjes. • Dit was duur, en kon een ridder dus niet zelf betalen. • Hij werkte voor een heer. • Zo’n heer kreeg een soort privé legertje.
Later in de middeleeuwen gingen de ridders toernooien houden voor publiek. • Zangers die een verhaal vertellen ( = troubadours) vertelden over moed en trouw van de ridders. • Een voorbeeld is Karel ende Elegast.