190 likes | 392 Views
Sociale identiteits theorie. Intergroepsconflict. EXT.ATTRIBUTIE. C O N F L I C T. C O N F L I C T . MISPERCEPTIE. COMPETITIE. RECIPROCITEIT. IN- OUT BIAS STEREOTYPEN MOREEL (DIABOLISERING) VIRIEL. MACHTS TACTIEKEN. COMMITMENT. COHESIE.
E N D
Intergroepsconflict EXT.ATTRIBUTIE C O N F L I C T C O N F L I C T MISPERCEPTIE COMPETITIE RECIPROCITEIT IN- OUT BIAS STEREOTYPEN MOREEL (DIABOLISERING) VIRIEL MACHTS TACTIEKEN COMMITMENT COHESIE CATEGORISATIE IN-G-COOPERATIE AROUSAL
Minimal group paradigm (Tajfel, 1970) • Wat is minimaal nodig om andere groep te benadelen? • Indeling bijv op basis voorkeur voor schilderij. Men kende elkaar niet. • Dan gevraagd volgens schema punten te verdelen over deelnemers • Anonieme antwoorden • Geen punten aan zichzelf • A B C D • Voor ingroup 9 8 7 7 • Voor outgroup 5 2 9 7 • A = Meeste voor ingroup • B = Grootste verschil • C = Hoogste gezamenlijke opbrengst (Meest logisch) • D = Gelijkheid (Meest eerlijk) • RESULTATEN: Grote meerderheid A en B keuzen • CONCLUSIE: Belangentegenstelling en Machtstactieken niet noodzakelijk, Categorisatie voldoende voorwaarde
Meta contrast I Beoordelings-Stimuli A A A A A A B B B B B B
Meta contrast II Waargenomen Stimuli PROTOTYPE PROTOTYPE A A A A A A B B B B B B
Individuele versus groeps-identiteit Model 1: Individueel Sociaal Model 2: Individueel Sociaal
Social Identity Theory (Tajfel & Turner,1979, 1986) • Membership of groups is an important determinant of one’s (social) identity • In different situations different saliency of group membership • People strive to maintain or achieve a positive identity • Evaluation of own group occurs via social comparison with other groups • A positive outcome is based on a positive outcome of those comparisons • Exaggeration of differences between groups (metacontrast) • Differences in outgroup are underestimated, whereas ingroup is seen as heterogeneous • People look for positive ‘distinctiveness’: favouring own group and denigrating other groups
In-group favoritism versus out-group devaluation • Twee manieren om positieve SI te krijgen • Lijkt op Sociale Vergelijking, maar dan op groepsniveau • 1. In-group overschatting • Normale strategie (Fiske, 1998) • Interne attributie bij succes (Self serving bias) • Fouten eigen groep beschreven in gedragstermen • 2. Out-group devaluatie (o.m. door stereotypen) • Bij ontvangen negatieve feedback over eigen prestaties (Fein & Spencer, 1997) • Externe attributie bij falen (Self serving bias) • Fouten andere groep beschreven in dispositietermen
Biases verbonden met SIT(Brewer & Brown, 1998) • Out-group homogeniteit (Abstraction based) • In-group heterogeniteit (Instance based) • Stereotypes • Ethnocentrisme: • Moral in-group superiority; outgroup inferiority • Virile in-group superiority; outgroup inferiority • Linguistic Intergroup Bias (LIB): gedrag vs dispositie • In extreme cases: Dehumanization, delegitimization
Sociale context en motieven Ellemers e.a. 2002 [AnnRevPsychol] commitment aan groep Laag Hoog geen bedreiging Motief: Noninvolvement Identity expression de ‘creatieve huisvrouw’ bedreiging Indiv. Motief: Self-affirmation Acceptance Groucho Marx ‘fanatiekeling’ bedreiging Groep Motief: Individual mobility Group affirmation Michael JacksonMalcolm X
DEINDIVIDUATION THEORY(ZIMBARDO 1969) PROCESSEN ABNORMALE SOC. WAARNEMING Ongevoelig voor sociale evaluatie LAGE SELF-AWARENESS Geen schuld of schaamte AROUSAL Vernauwing aandacht ANDERE TIJDSBELEVING GEVOLGEN Emotioneel, regressief en intensief gedrag GEDRAGS- POLARISATIE GEEN ZELFCONTROLE Plezier in afwijkend gedrag Sterke reacties op nabije stimuli OORZAKEN GROTE GROEP ANONIMITEIT GEDEELDE VERANTW.HEID GEEN STRUCTUUR NIEUWE SITUATIE MIDDELEN
Invloed van group salience op deindividuatieREICHER (1984) Br.J.Soc.Psychol, 23: 341-50 .
Van Heck’s taxonomie van situaties • Interpersoonlijk conflict, rampen, gevechten • Samenwerking, ideeenuitwisseling • Intimiteit, relaties en sexuele activiteit • Recreatie, amusement, feest • Reizen • Rituelen, religie, begrafenissen • Sport en competitie • Excessen (sex en drank), gokken, hypnose • Huishouden, bedienen • Kopen, verkopen, handeldrijven
Gedragspatronen • Agonistisch (Vecht/vlucht, Jagen, Doden, Dreigen) • Voortplanting (Hofmaken, Paring) • Kinderzorg (Temperatuur, Voedsel, Veiligheid) • Fourageren (Zoeken, Eten, Delen, Herkauwen, Verteren) • Bouwen (Hol, Nest, Val, Dam) • Spel (Sociaal, Prooi, Vecht/vlucht, Paring) • Verkennen (Omgeving, Wacht houden, Vijanden) • Lichaamsverzorging (Gladstrijken, Wassen, Vlooien) • Afwachten (Pauzeren,Wachten op, Uitrusten, Zonnen) • Migratie (Trek, Nomadisme)
Conflict, rampen Relaties en sex Recreatie, feest Sport en competitie Samenwerking Reizen Rituelen Excessen Bedienen Handeldrijven Agonistisch Voortplanting en kinderzorg Spel Spel Bouwen Migratie Fourageren Verkennen Lichaamsverzorging Afwachten Van Heck’s taxonomie en de gedragspatronen
drie dimensies waarop massaverschijnselen geordend kunnen worden MANIFESTATIE PANIEK DOELGERICHT DEMO OPSTAND CONCERT LYNCH LOTSCONTROLE FEEST REL SPEELS GEDRAGSCONTROLE VRIENDVIJAND
Acht gedragspatronen geordend op drie dimensies samenwerk doden DOELGERICHT advies sabotage wacht dreigen LOTSCONTROLE verken bluf SPEELS GEDRAGSCONTROLE VRIENDVIJAND
Manieren om intergroepsconflict op te lossen 1. Contact hypothese werkt alleen als: Cooperatieve situatie Gelijke status Persoonlijke interactie Positieve normen; Vergelijking ontmoedigen Succeservaring 2. Overkoepelende doelen 3. Recategorisatie (meestal common enemy) 4. Conflict management (bijv GRIT. Lindskold 1978)
Meting van sociale identiteit 1. Meting Collective self esteem (Luhtanen & Crocker, 1992 [PSPB] 2. Sterkte bevoordeling In-group 3. Meting stereotypen