330 likes | 474 Views
Afbeeldingen bij de macro-economische kringloop. (bij Modellen) Deze presentatie is gebaseerd op F.H. Weijers, “‘Economische kringloop/nationale rekeningen’: van micro naar macro”, in: Tijdschrift voor het economisch onderwijs 1990 , pp. 218-222 en 258-264 Securis Sanguinea Productie 2003.
E N D
Afbeeldingen bij de macro-economische kringloop (bij Modellen) Deze presentatie is gebaseerd op F.H. Weijers, “‘Economische kringloop/nationale rekeningen’: van micro naar macro”, in: Tijdschrift voor het economisch onderwijs 1990, pp. 218-222 en 258-264 Securis Sanguinea Productie 2003
Inhoudsopgave • Voor de inhoudsopgave van deze presentatie: klik op de driehoek die linksonder in beeld verschijnt. Wijs <Ga naar> aan en dan <Op titel>. Je krijgt nu een lijst in beeld met alle plaatjes. • Een alternatief: klik op de driehoek linksonder, wijs <Ga naar> aan en klik vervolgens op <Navigator>. Je kunt nu zelf de gewenste dia zoeken en aanklikken.
1- Kenmerken van een sector • Vul op de stippellijntjes de juiste term in: bankwezen, consumptiehuishoudens, overheid, productiehuishoudens. • …. – aanschaffen van goederen en diensten ter bevrediging van de behoeften. • … – toevoeging van waarde aan ingekochte producten, aanbieden van goederen en diensten op de verkoopmarkt. • …. – innen van gelden ter financiering van de productie van goederen en diensten voor het algemeen belang. • …. – leveren van allerlei financiële diensten, zoals het geldbeheer voor klanten.
Lasten Consumptie (C) Inkomstenbelasting (B) Besparingen (S) Totaal: nationaal inkomen Baten Inkomen (Y) Totaal: nationaal inkomen 2 - De rekening van de consumptiehuishoudens
Lasten Salarissen beloning Rentekosten van de Pacht productie- Winst factoren (Y) Afschrijvingen (A) Import (M) De afschrijvingen zijn van bedrijven die productiemiddelen gaan vervangen (zie rechts). Baten Consumptie (C) (netto-)Investeringen (I) Vervangingsinvesteringen (Iv) Voorraadmutatie (vm) Overheidsbestedingen (O) Export (E) Totaal: bestedingen (bruto, doordat de Iv meetellen; zonder Iv: netto) 3 - De rekening van de productiehuishoudens
4 - Waar staan de investeringen in het kringloopmodel? • Met die investeringen is iets raars aan de hand. • Een aantal productiehuishoudens koopt machines en geeft dus opdracht tot het maken van die productiemiddelen; andere productiehuishoudens kunnen daar aan verdienen. Wat er aan de ene kant aan geld wordt uitgegeven, wordt aan de andere kant als ontvangsten geboekt. Per saldo zie je er daarom niets van in de sector productiehuishoudens. • Je zou kunnen laten zien dat bedrijven de investeringen financieren met eigen spaargeld (uit vroeger behaalde winsten). In ons model echter wordt spaargeld van de consumptiehuishoudens geleend. Dat verklaart de pijl in het volgende kringloopmodel:
5 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
5 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
5 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden consumptie inves- bespa-terin- ringengen (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
6 - De overheid in het kringloopmodel • De overheid als sector heb je al in een vorige dia gezien; zij gaf een subsidie aan Sofia. • In het model dat wij gebruiken komen bij de overheid de geldstromen van subsidies, uitkeringen, premies en dergelijke echter niet voor. In hoofdstuk 11 wordt de sector overheid uitgebreid tot de collectieve sector; dan zullen we ook de sociale premies en de sociale uitkeringen in het model opnemen. Voorlopig gaat het ons alleen om de belastingontvangsten en de bestedingen van de overheid.
7 - De overheid in het kringloopmodel • In ons model komen de belastingontvangsten van de overheid alleen van de consumptiehuishoudens. Dat klopt natuurlijk niet, maar als we zouden aangeven hoe het in werkelijkheid was, zou het model onleesbaar worden en zouden we er niet goed meer mee kunnen werken. Een model vereenvoudigt tenslotte… • Overheidsbestedingen zijn overheidsconsumptie (aanschaf van producten voor eenmalig gebruik) en overheidsinvesteringen (aanschaf van producten die voor lange duur meegaan, die meer dan één keer gebruikt worden in een productieproces). In ons model besteedt de overheid alleen bij de productiehuishoudens – dat is natuurlijk ook niet helemaal waar. Maar ja, een model…
8 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden consumptie inves- bespa-terin- ringengen (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
8 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden consumptie belasting-overheids- inkomstenoverheid bestedingen inves- bespa-terin- ringengen (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
Lasten Overheidsbestedingen (O) Overschot op de begroting (B-O) Totaal: O + (B-O) Baten Belastingopbrengsten (B) Tekort op de begroting (O-B) Totaal: B + (O-B) 9 - De rekening van de overheid
10 - Het buitenland • Als Sofia op vakantie gaat naar Salou, besteedt zij als Nederlandse geld bij diverse Spaanse productiehuishoudingen. • Als de Nederlandse overheid in de Verenigde Staten helikopters voor de Luchtmacht aanschaft, besteedt zij geld bij een Amerikaanse productiehuishouding. • Als Casad’Italia in Italië ingrediënten koopt voor levensmiddelen die zij in haar winkel verkoopt, besteedt zij geld bij een Italiaanse productiehuishouding. • Als de regering van Koeweit een haven laat aanleggen door de Holland Beton Groep, besteedt zij geld bij een Nederlandse productiehuishouding. • Invoer of import, uitvoer of export, het gaat hier telkens om bestedingenover de landsgrenzen heen.
11 - Het buitenland in het model • De geldstromen van en naar het buitenland hebben in ons model alleen betrekking op bestedingen zoals in de vorige dia. Uitkeringen, schenkingen en dergelijke komen later wel ter sprake. • In ons model gaan we er ook van uit dat alleen de sector productiehuishoudens directe relaties met het buitenland heeft. In werkelijkheid is dat natuurlijk anders, maar als we tussen alle sectoren geldstromen moeten aangeven, is het model niet meer te lezen en kan niemand er goed meer mee werken. Abstrahering van de werkelijkheid…
Lasten Export (E) Uitvoertekort (M-E) (als ‘onze’ export kleiner is dan ‘onze’ import) Totaal: E + (M-E) Baten Import (M) Uitvoeroverschot (E-M) (als ‘onze’ export groter is dan ‘onze’ import) Totaal: M + (E-M) 12 - De rekening buitenland
13 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden consumptie belasting-overheids- inkomstenbestedingen inves- bespa-terin- ringengen (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
13 - Een kringloopmodel met geaggregeerde grootheden consumptie belasting-overheids- inkomstenbestedingen inves- bespa-terin- ringengen import export (verdiend)inkomen overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
14 - Het bankwezen in het model • Je zag eerder dat het bankwezen in het kringloopmodel als een soort intermediair tussen spaarders en leners beschouwd wordt: de (netto-)investeringen worden gefinancierd door de besparingen. • De vervangingsinvesteringen worden zogenaamd betaald uit de afschrijvingen in dezelfde periode. • Bovendien komen het saldo van de overheid en het saldo van het buitenland op de rekening van het bankwezen. • De rekening van het bankwezen is een boekhoudkundig controlemiddel om te zien dat de voorgaande rekeningen kloppen.
Lasten Uitbreidingsinvesteringen (Iu) Voorraadmutatie (vm) Vervangingsinvesteringen (Iv) Begrotingstekort (O-B) Uitvoeroverschot (E-M) Totaal: Je snapt dat je óf een begrotingstekort óf een begrotingsoverschot hebt. Baten Besparingen (S) Afschrijvingen (A) Begrotingsoverschot (B-O) Uitvoertekort (M-E) Totaal: Het is duidelijk dat er óf een uitvoeroverschot óf een uitvoertekort is. 15 - De rekening van het bankwezen
16 - Inkomensvorming • Inkomensvorming wil zeggen dat het inkomen tot stand komt. Dat inkomen wordt verdiend in de productie-huishoudens, het is dus eigenlijk de productiewaarde. • De consumptiehuishoudens consumeren (symbool C), de productiehuishoudens investeren (symbool I), de overheid doet overheidsbestedingen (symbool O), het buitenland koopt exportproducten (symbool E). • Trek van die vier bestedingen bij onze productiehuishoudens de import (symbool M) af, en je krijgt het nationale inkomen (symbool Y, van het Engelse yield).
17 - Inkomensvorming in het model overheid import nationaal inkomen: Y = C + I + O + E - M overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
17 - Inkomensvorming in het model consumptie overheids- overheid bestedingen inves- terin- gen import export nationaal inkomen: Y = C + I + O + E - M overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
18 - Wat is inkomen? • In ons model gaat het voorlopig alleen om verdiend inkomen (primair inkomen), inkomen dat tot stand komt door een productiefactor ter beschikking te stellen, dus door iets te presteren. • De productiefactor arbeid brengt loon op, • de productiefactor kapitaal brengt interest of rente op, • de productiefactor natuur brengt pacht op, • de productiefactor ondernemerschap brengt winst op. • Alle lonen, interesten, pachten en winsten samen maken het nationale inkomen. • De inkomensoverdrachten als uitkeringen spelen voorlopig geen rol in het model.
19 - Wat wordt met het inkomen gedaan? • In de twee vorige dia’s gaat het bij de inkomensvorming om de geldstromen van en naar de productiehuishoudens. • Je ziet ook dat wat er in de productiehuishoudens geproduceerd wordt (min de import) als nationaal inkomen naar de consumptiehuishoudens gaat.
20 - De consumptiehuishoudens in het model nationaalinkomen: Y = C + B + S overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
20 - De consumptiehuishoudens in het model consumptie belasting- inkomstenoverheid bespa- ringen nationaalinkomen: Y = C + B + S overheid consumptie-huishoudens bank-wezen productie-huishoudens buitenland
21 - De macro-economische identiteiten • Economen zijn wel een stelletje snobs, hoor! Al die aanstellerige taal! Een macro-economische identiteit is een vergelijking met macro-economische symbolen, waarmee je toch iets duidelijk kunt maken. • Je zag al: Y = C + I + O + E – M. • En ook: Y = C + B + S. • Het nationale inkomen wordt dus op twee manieren uitgelegd, één keer gaat het om de vorming van het inkomen en de andere keer gaat het om wat er met dat inkomen gedaan wordt. Dus waarom niet: C + I + O + E – M = C + B + S? Natuurlijk!
22 - De macro-economische identiteiten • C + I + O + E – M = C + B + S, daar kun je verder niet veel mee. We strepen eerst de consumptie in beide delen weg: • I + O + E – M = B + S. Kunnen we ook niks mee. We gaan schuiven: • S + B = I + O + E – M. Mmm… Nog even verder spelen. • S – I + B – O = E – M. !!!! • S – I is wat er van de besparingen overblijft na de investeringen, dus het spaarsaldo van de marktsector. • B – O is wat er van de belastinginkomsten overblijft na de overheidsbestedingen, dus het spaarsaldo van de overheidsector. • E – M is uitvoer min invoer, dus het uitvoersaldo.
23 - Une pièce de résistance • En economie is toch wel een mooi vak, want wat kunnen we nog meer met S – I + B – O = E – M? • S – I + B – O is het nationale spaarsaldo, de optelling van het spaarsaldo van de particuliere sector en het begrotingssaldo. Volgens de vergelijking is dit nationale spaarsaldo per definitie gelijk aan het uitvoersaldo. En dat is natuurlijk logisch, want….
24. Staat van middelen en bestedingen • De staat van middelen en bestedingen, ook wel confrontatie van middelen en bestedingen genoemd, is ooit al eens aan de orde geweest. • Ook hierbij gaan we uit van W of Y = C + I + O + E – M (nou, blijft dat zo?!?!). Y = C + B + S hebben we er niet bij nodig (valt weer mee...). • Y = C + I + O + E – M kun je schrijven als Y + M = C + I + O + E. Eigenlijk staat dat heel logisch, want de bestedingen staan nu rechts en de middelen om de gewenste producten te maken staan links: voorzover die producten niet in eigen land gemaakt worden, worden ze geïmporteerd. Zo simpel kan het zijn. • Even één puntje nog: normaal meten we alles in netto bedragen, dus zonder afschrijvingen. Het kan zijn dat de afschrijvingen wel een rol spelen, dan staan de bedragen van investeringen en productie bruto genoteerd.
Middelen Nationaal product (Y) 400 Import (M) 300 Totale middelen 700 === Dit kun je nog aanvullen: Betaalde ink. overdrachten 100 Saldo lopende rekening10 Totaal 110 === Bestedingen Consumptie (C) 200 Investeringen (I) 70 Overheidsbestedingen (O) 90 Nationale bestedingen 360 Export (E) 340 Totale bestedingen 700 === Uitvoersaldo (E-M) 40 Ontv. inkomensoverdr. 70 Totaal 110 === 25. Staat van middelen en bestedingen, een getallenvoorbeeld