10 likes | 196 Views
Intensivering van de samenwerking met verpleeghuisarts tbv pati ë nten in het verzorgingshuis. NHG-kaderopleiding Ouderengeneeskunde, kwaliteitsproject fase 2. Caroline Groffen. Inleiding
E N D
Intensivering van de samenwerking met verpleeghuisarts tbv patiënten in het verzorgingshuis NHG-kaderopleiding Ouderengeneeskunde, kwaliteitsproject fase 2 Caroline Groffen Inleiding Nav de handreiking “Kwaliteitsverbetering medisch-farmaceutische zorg voor ouderen thuis en in het verzorgingshuis” van de LHV blijkt dat er in de praktijk nog veel mogelijkheden open liggen de samenwerking tussen huisarts en verpleeghuisarts te intensiveren. Het doel is de aanvullende zorg/meerzorg als volwaardige vorm van continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg te verwezenlijken, met behoud van mogelijke zelfstandigheid van de patiënt. De uitdaging is een werkbare situatie te creëren voor huisarts, verpleeghuisarts en verzorgenden. Methode In Oegstgeest zijn het verpleeghuis en de 2 verzorgingshuizen in één stichting ondergebracht. Onze praktijk heeft in beide verzorgingshuizen een groot aandeel patiënten. Dit maakt samenwerking in de praktijk goed uitvoerbaar. De activiteiten hebben zich toegespitst op 1 verzorgingshuis, waar ik de zorg draag voor 26 patiënten uit onze praktijk. Als eerste project ben ik gaan deelnemen aan het MDO. In het MDO worden patiënten uit het verzorgingshuis met een indicatie voor aanvullende verpleeghuiszorg besproken. Bij het MDO zijn de teamleider, persoonlijk verzorgende, verpleeghuisarts, psycholoog van het verpleeghuis en op indicatie consultatieteam GGZ aanwezig. Het zorgleefplan wordt besproken, doelen en akties afgesproken en later met de bewoner en zijn contactpersoon doorgenomen. Bewoners worden gem. 2x per jaar besproken. Als tweede project heb ik samen met de verpleeghuisarts een verbeterplan tav omgaan met urineweginfecties in het verzorgingshuis uitgevoerd. De richtlijnen van de NHG en NVVA zijn vergeleken. Aandachtspunten voor de populatie in het verzorgingshuis zijn vastgesteld: vaker atypische presentatie, indicaties voor diagnostiek, aandacht voor nierfunctie bij behandeling, onderscheid relapse en herinfectie, afwijkende richtlijnen betreffende onderhoudsbehandeling bij recidiverende urineweginfecties. Resultaten INTERVENTIES NAV MDO - bij 2 patiënten met insuline afh diabetes mellitus maandelijks dagcurve afgesproken, controleafspraken diabetes ook voor andere patiënten aangepast - bij 1 patiënt ivm toenemende geheugenstoornis MMSE afgenomen, herindicatie van zorg aangevraagd - bij 1 patiënt afbouwen antidepressiva, depressie was in remissie VERBETERPLAN TAV OMGAAN MET URINEWEGINFECTIES IN HET VERZORGINGSHUIS - in maart 2009 heb ik een klinische les gegeven aan verzorgenden (25 belangstellenden). Het klinisch beeld, diagnostiek en behandeling zijn besproken. Voornaamste leerpunten waren dat er bij negatieve uitslag en aspecifieke symptomen een arts gewaarschuwd moet worden voor nadere diagnostiek en dat urine die stinkt, troebel is of uit een CAD komt in principe niet gestickt hoeft te worden. - getallen uit de praktijk: in de populatie van 26 patiënten in het verzorgingshuis was er in de maanden maart-april-mei zowel in 2008 als in 2009 5 x sprake van een urineweginfectie die met antibiotica behandeld is. Meestal werd er direct goed gereageerd op nitrofurantoïne. In 2008 is er 2x een kweek gedaan, 1x mengflora, 1x E.Coli (goed gevoelig). In 2008 was er 1x urine uit CAD afgenomen, er zijn toen blaasspoelingen afgesproken. In de journaalverslagen zijn er verder geen verschillen in 2008 of 2009 te vinden. -in juni is er een FTO wat ik samen met de verpleeghuisarts en de apotheker voorbereid. Aandachtspunten zijn onderscheid tussen relapse en herinfectie, belang van de nierfunctie bij behandeling met nitrofurantoïne en verschil in richtlijnen tav onderhoudstherapie bij recidiverende urineweginfecties. We hebben voor de verschillende huisartsenpraktijken de kweken opgevraagd. Het verpleeghuis maakt gebruik van een ander laboratorium, zodoende kunnen we verwekkers en hun resistentiepatronen vergelijken. Van de 9 huisartspraktijken zijn er in de maanden jan-feb-mrt 27 positieve kweken ontvangen en 7 maal een mengflora. Dit betrof 11 x een positieve kweek van een oudere van > 70 jaar. TOEGEVOEGDE INITIATIEVEN - verpleeghuisartsen nemen vanaf maart structureel deel aan het FTO - intensieve samenwerking met verpleeghuisarts in een ander (particulier) verzorgingshuis, waar veel patiënten met complexe zorg wonen. Paramedici vanuit het verpleeghuis in het verzorgingshuis; goed uitgangspunt voor incidenteel en structureel overleg. CONCLUSIE INTENSIVEREN VAN DE SAMENWERKING IS ZEKER GELUKT. SAMEN IN MDO EN FTO. ER ZIJN MEER CONTACTEN EN IEDER IS BETER OP DE HOOGTE VAN ELKAARS WERKWIJZE. IN DE TOEKOMST HOOP IK DAT DE PARAMEDICI VAN HET VERPLEEGHUIS OOK MEER IN DE VERZORGINGSHUIZEN KUNNEN GAAN BETEKENEN. IMPLEMENTATIE VAN HET VERBETERPLAN IN HET VERZORGINGSHUIS BLEEK MOEILIJK TE METEN. BESPREKEN VAN OMGAAN MET URINEWEGINFECTIES MET VERZORGENDEN, ASSISTENTES EN COLLEGA’S IS WEL NUTTIG GEBLEKEN. IEDERS WAAKZAAMHEID IS VERGROOT. Conclusie Deze mag wat dikker