140 likes | 394 Views
Hoofdstuk 8. Investeringsselectie. Investeringsoverzicht. Investeringen Materiële vaste activa Immateriële vaste activa Vlottende activa (geïnduceerd werkkapitaal) Bruto Investeringen Netto investeringen Vervangingsinvesteringen Netto investeringen Uitbreidingsinvesteringen
E N D
Hoofdstuk 8 Investeringsselectie
Investeringsoverzicht • Investeringen • Materiële vaste activa • Immateriële vaste activa • Vlottende activa (geïnduceerd werkkapitaal) • Bruto Investeringen • Netto investeringen • Vervangingsinvesteringen • Netto investeringen • Uitbreidingsinvesteringen • Mutaties geïnduceerd werkkapitaal
Operational leverage • Ondernemingen met relatief veel vaste activa hebben een starre kostenstructuur(de kosten veranderen niet mee met de omzet) • Het bedrijfsresultaat van ondernemingen met relatief veel vaste activa schommelt meer bij veranderingen in de omzet dan dat van ondernemingen met relatief weinig vaste activa • De mate waarin het bedrijsresultaat verandert als gevolg van een verandering in de omzet wordt weergegeven door de Operational leverage • Operational leverage = Δ Bedrijfsresultaat / Δ Omzet
Soorten kasstromen bij een investering • Initiële kasstroom • tijdstip: begin • soort kasstroom: investering • Explotatie kasstroom • tijdstip: gedurende de looptijd van het project • soort kasstroom: debiteurenbetalingen, inkoop van grondstoffen, betaling van lonen etc. • Liquidatiekasstroom • tijdstip: op de einddatum van het project • soort kasstroom: verkoop van machine of andere productiemiddelen die over zijn
Investeringsselectiecriteria • Terugverdienperiode (pay back period) • Netto contante waarde methode (NCW) • Interne rentevoetmethode (IR) • Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR)
Terugverdienperiode (TVP) • Investeringsbedrag: 300.000 • Jaarlijkse exploitatiekasstroom: • Na vier jaar is 280.000 terugverdiend • In het vijfde jaar moet nog 20.000 worden terugverdiend • Uitgaande van een lineair verloop kost dat 20.000 / 120.000 = 0,17 jaar • De terugverdienperiode = 4 + 0,17 = 4,17 jaar • Moet dit project doorgaan?
Netto contante waarde methode (NCW) • Investeringsbedrag: 300.000 • WACC = 7% • Jaarlijkse exploitatiekasstroom: • NCW = -300.000 + 37.383 + 52.406 + 65.304 + 76.290 + 85.558 + 79.961 = 96.902 • Moet dit project doorgaan?
Interne rentevoet methode (NCW) • Investeringsbedrag: 300.000 • WACC = 7% • Jaarlijkse exploitatiekasstroom: • Zoeken naar rentevoet waarbij de NCW gelijk is aan nul = interne rentevoet: ? = 15,15% • Moet dit project doorgaan?
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR) gemiddelde winst na belasting GBR = gemiddeld geïnvesteerd vermogen • Investeringsbedrag: 300.000 (geen liquidatiewaarde) • Jaarlijkse winst: • GBR = 86.667 / (300.000 + 0) / 2 = 57,78%
Waardering van ondernemingen • Intrinsieke waardemethode • Rentabiliteitswaarde methode • Dividend discount model
Intrinsieke waardemethode • Waarderen van alle balansposten op marktwaarde (fair value) • Waarde van de onderneming = marktwaarde activa – marktwaarde passiva • Aandachtspunten • Latente belastingen • Balans is momentopname • Geen rekening gehouden met toekomstige winsten • Geen waarde toegekend aan goodwill
Rentabiliteitswaardemethode • Waarde van het toekomstige bedrijfsresultaat • Uitgangspunt: bedrijfsresultaat loopt tot in het oneindige door • Vergelijking bij aanname nulgroeiBedrijfsresultaat na belastingWaarde onderneming = WACC • Vergelijking bij aanname constante groei: Bedrijfsresultaat na belastingWaarde onderneming = WACC - groeivoet
Rentabiliteitswaardemethode • Waarde van de toekomstige vrije kasstromen • Uitgangspunt: vrije kasstromen lopen tot in het oneindige door • Vergelijking bij aanname nulgroeiVrije kasstroomWaarde onderneming = WACC • Vergelijking bij aanname constante groei: Vrije kasstroomWaarde onderneming = WACC - groeivoet