320 likes | 475 Views
Hoofdstuk 15 Europese mededingingsregels voor ondernemingen. EU-regels om vervalsing van de concurrentie door ondernemingen te voorkomen: Verbod van concurrentiebeperkende kartels (overeenkomsten, besluiten en oafg’s): artikel 101 VWEU (dia’s 3-16)
E N D
Hoofdstuk 15 Europese mededingingsregels voor ondernemingen
EU-regels om vervalsing van • de concurrentie door ondernemingen te voorkomen: • Verbod van concurrentiebeperkende kartels (overeenkomsten, besluiten en oafg’s): artikel 101 VWEU • (dia’s 3-16) • Verbod van misbruik van machtspositie: artikel 102 VWEU • (dia’s 17-23) • Procedureregels inzake artikelen 101 en 102 VWEU • (dia’s 24-27) • Verplichting tot aanmelding van grote concentraties: verordening 139/2004 • (dia’s 28-31)
Verbod van concurrentie-beperkende overeenkomsten, besluiten en oafg’s: • Artikel 101, lid 1, VWEU verbiedt: • Alle overeenkomsten tussen ondernemingen, en • Alle besluiten van ondernemersverenigingen, en • Alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die • 1. Ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, en • 2. De handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.
Begrippen in artikel 101 VWEU die nadere uitleg verdienen: Onderneming (dia 5) Overeenkomsten (dia 6) Besluiten van ondernemersverenigingen (dia 7) Onderling afgestemde feitelijke gedragingen (dia 8) ‘Ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’ (dia 9 en 10) ‘De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden’ (dia 11)
Onderneming: • Iedere zelfstandige uitoefening van een economische activiteit. Dus ook overheidsactiviteiten, zoals: • Arbeidsbemiddeling • Ziekenvervoer
Overeenkomsten: • Welke afspraken zijn overeenkomsten? • Mondeling of schriftelijk vastgelegde afspraken • Stilzwijgende afspraken • Vrijblijvende afspraken (gentlemen’s agreements) • Voorbeeld: • Een afspraak tussen producenten van sportfietsen om de prijzen met 10% te verhogen en om elkaar geen prijsconcurrentie aan te doen
Besluiten van ondernemersverenigingen: • Wanneer is sprake van besluiten? • Mondeling of schriftelijk vastgelegde besluiten van een ondernemersvereniging (branchevereniging of werkgeversvereniging) die bindend zijn voor de leden • Aanbevelingen van een ondernemersvereniging • Voorbeeld: • Een bindend besluit van de branchevereniging van fietsenhandelaren om de prijzen met 10% te verhogen
Onderling afgestemde • feitelijke gedragingen (oafg’s): • Van oafg is sprake als de volgende vier voorwaarden vervuld zijn: • Ondernemingen voeren een uniform beleid • Dit uniform beleid berust niet op overeenkomst of besluit • Het uniform beleid kan niet worden verklaard door de marktstructuur (zoals een oligopolie) • Er vinden geheimzinnige bijeenkomsten plaats waar het beleid ter sprake komt • Voorbeeld: • Sportfietsfabrikanten verhogen jaarlijks de prijzen met 10 procent enige maanden nadat ze (jaarlijks) voor overleg in Istanbul bijeen zijn geweest
Ertoe strekken (...) dat de mededinging binnen de interne markt wordt vervalst: • Ertoe strekken = ten doel hebben • Voorbeelden: • Een horizontale afspraak tussen producenten om van onderlinge prijsconcurrentie af te zien • Een netwerk van verticale afspraken tussen fabrikant en distributeurs dat erop gericht is bestaande prijsverschillen in de lidstaten te laten voortbestaan
(...) Ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt vervalst: Ten gevolge hebben = het gebeurt zonder dat dit het doel is Voorbeeld: Een afspraak, naar aanleiding van de verkoop van een onderneming, waarbij de verkoper zich verplicht om gedurende tien jaar de koper geen concurrentie aan te doen
De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden: • Doel van dit criterium: • De grens bepalen tussen: • Europees mededingingsrecht • Mededingingsrecht van de lidstaten. • Voorbeeld: • Een prijsovereenkomst van restaurants in Amsterdam heeft tot doel om de concurrentie te verstoren, maar kan de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden. Daarom is deze overeenkomst: • Niet verboden door artikel 101, lid 1 VWEU • Wel verboden door het Nederlands mededingingsrecht
Artikel 101, lid 3, VWEU: ontheffingen • Ontheffingen van het verbod van artikel 101, lid 1, VWEU zijn mogelijk als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • De overeenkomst draagt bij tot verbetering van de productie, de distributie, de technische vooruitgang of de economische vooruitgang. • Een billijk aandeel van de uit de overeenkomst voortvloeiende voordelen komt de consument ten goede. • De overeenkomst mag niet verder gaan dan nodig is voor het gestelde doel. • 4. Er mag geen risico zijn dat voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging wordt uitgeschakeld.
Wat is een individuele ontheffing? • Een beschikking van de Commissie, waarin deze vaststelt dat het kartel tussen de ondernemingen X en Y voldoet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, VWEU. • Sinds 1 mei 2004 is het niet meer mogelijk om aan de Commissie een ‘individuele ontheffing’ te vragen.
Wat is een groepsvrijstelling? • Een verordening, waarin de Commissie verklaart dat een bepaald type kartel bij voorbaat een ontheffing verkrijgt, mits aan – in de verordening vermelde –voorwaarden is voldaan. • Er bestaan groepsvrijstellingen voor: • Horizontale kartels (bijvoorbeeld: afspraken tussen concurrenten) • Verticale kartels (bijvoorbeeld: afspraken tussen een fabrikant en zijn distributeurs)
Groepsvrijstelling voor verticale kartels (verordening 2790/1999) • Bijvoorbeeld: overeenkomsten tussen een leverancier en diens distributeurs • Wat zijn distributeurs? • Personen die op eigen naam en voor eigen rekening een bepaald product inkopen en doorverkopen aan derden, bijvoorbeeld aan detaillisten
Voorwaarden voor het van toepassing zijn van groepvrijstelling 2790/1999: • Het marktaandeel op de relevante markt mag niet meer dan 30% bedragen. Het gaat om het marktaandeel van de leverancier, tenzij de leverancier tot exclusieve levering verplicht is. • Er mogen geen hardcore restricties worden toegepast. Er is bijvoorbeeld sprake van een hardcore restrictie wanneer de leverancier de distributeur verplicht tot het vragen een minimumprijs bij wederverkoop.
Verbod van misbruik van machtspositie: • Artikel 102 VWEU verbiedt: • Misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan), dat • 1. Toerekenbaar is aan één of meer ondernemingen, en • 2. De handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. • Begrippen in artikel 102 VWEU die nadere uitleg verdienen: • Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen • (dia 18) • Misbruik van machtspositie op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan (dia’s 19-23)
Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen: • Artikel 102 VWEU kan worden toegepast op: • Één onderneming • of • Een collectieve machtspositie • Hiervan is sprake wanneer er tussen ondernemingen veel wederzijdse banden bestaan, zonder dat zij formeel één onderneming zijn gaan vormen.
Misbruik van machtspositie • op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan): • Om te bepalen of hiervan sprake is, moeten de volgende vragen worden beantwoord: • Wat is de relevante productmarkt voor product Y van onderneming X? • Wat is de relevante geografische markt voor product Y van onderneming X? • Heeft onderneming X een machtspositie terzake van product Y? • Misbruik van machtspositie door onderneming X?
Wat is de relevante product- • markt voor product Y van onderneming X? • De relevante productmarkt omvat de producten die door de consument wegens • hun eigenschappen, • hun gebruik en • hun prijs • als onderling verwisselbaar worden beschouwd. • De relevante productmarkt voor een producent van bananen kan zijn de vers-fruitmarkt of de bananenmarkt. • Vers-fruitmarkt: de consument koopt ander fruit omdat bananen erg duur zijn • Bananenmarkt: de consument koopt geen ander fruit, ook niet als bananen • erg duur zijn
Wat is de relevante • geografische markt voor product Y van onderneming X? • De relevante geografische markt is het gebied, waarbinnen de onderneming actief is en waarin • de concurrentievoorwaarden voor product Y vergelijkbaar zijn. • Artikel 102 VWEU is alleen van toepassing wanneer de relevante geografische markt bestaat uit: • De interne markt of • Een wezenlijk deel van de interne markt.
Heeft onderneming X een machtspositie terzake van product Y? • Machtspositie: • Onderneming X heeft met product Y zo’n sterke plaats op de markt dat de onderneming geen rekening hoeft te houden met concurrenten, afnemers en consumenten. • Bewijs van machtspositie: • Een zeer aanzienlijk marktaandeel (= marktaandeel van 50% of meer) op de relevante markt, levert op zichzelf het bewijs op van een machtspositie. • Een aanzienlijk marktaandeel (marktaandeel van meer dan 30% maar niet meer dan 50%) levert slechts het bewijs van een machtspositie op in samenhang met andere factoren (zoals een klein marktaandeel van concurrenten).
Misbruik van machtspositie • door onderneming X? • Misbruik van machtspositie: • De onderneming verricht handelingen die nadelig zijn voor: • Concurrenten en/of • Afnemers en/of • Consumenten • Voorbeelden van misbruik van machtspositie: • Het opleggen van onbillijke voorwaarden aan een afnemer, zoals een exportverbod • Het beperken van de afzet en ongelijke behandeling van klanten door te weigeren aan een bepaalde afnemer te leveren
Verordening 1/2003: • De verordening heeft aan de Commissie de rol van Europese mededingingsautoriteit toebedeeld met betrekking tot overtredingen van de artikelen 101 en 102 VWEU. Daarom is de Commissie belast met: • I. Het opsporen van inbreuken (dia 25) • II. Het nemen van maatregelen om geconstateerde inbreuken te beëindigen (dia 26) • III. Het bestraffen van geconstateerde inbreuken (dia 27)
Opsporen van inbreuken op de artikelen 101 en 102 VWEU: • De Commissie beschikt over omvangrijke opsporingsbevoegdheden, zoals: • De bevoegdheid om inlichtingen te vragen (of bij beschikking te eisen) • De bevoegdheid om inspecties bij ondernemingen en ondernemersverenigingen en zelfs in woningen en vervoermiddelen te verrichten
Maatregelen om geconsta- • teerde inbreuken door onderneming Z te beëindigen: • Als een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU door onderneming Z is vastgesteld, kan de Commissie: • De onderneming – bij beschikking – verplichten om binnen een bepaalde termijn aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken • Een dwangsom opleggen voor iedere dag dat de onderneming niet aan deze verplichting voldoet (na het verstrijken van de gestelde termijn)
Bestraffen van geconstateerde inbreuken: • De Commissie kan een hoge geldboete opleggen als straf voor een gepleegde inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU • De hoogte van deze boete is maximaal 10% van de totale omzet uit het voorafgaande boekjaar van de betreffende onderneming
Concentratieverordening 139/2004: • Concentraties met een communautaire dimensie moeten door de betrokken ondernemingen worden aangemeld bij de Commissie (dia 29) • Aanmelding moet plaatsvinden voordat de concentratie tot stand wordt gebracht • Na aanmelding gaat de Commissie beoordelen of de concentratie verenigbaar is met de interne markt (dia 30)
Wat zijn concentraties? • Fusies • Overnames • Vorming van een gemeenschappelijke onderneming (joint venture) • Wanneer communautaire dimensie? • Wanneer zeer grote ondernemingen tot concentratievorming overgaan met gevolgen voor de interne markt
Wanneer is concentratie onverenigbaar met de interne markt? • Een concentratie is onverenigbaar met de interne markt wanneer de concurrentie op de interne markt (of een wezenlijk deel daarvan) duidelijk wordt belemmerd. • Dit is met name het geval wanneer: • Een machtspositie in het leven wordt geroepen • of • Een reeds bestaande machtspositie wordt versterkt.
Wat als een concentratie niet is aangemeld of niet verenigbaar is verklaard met de interne markt? • Verordening 1/2003 verbiedt om een concentratie met communautaire dimensie tot stand te brengen zolang deze: • niet is aangemeld, en • niet met de interne markt verenigbaar is verklaard. • Ondernemingen die deze regel overtreden, riskeren een boete van maximaal 10% van de totale jaaromzet.