520 likes | 922 Views
Een workshop over de behandeling van cliënten met DIS door middel van Equitherapie. Binnen de equitherapie werken we in de driehoeks-situatie. Paard Client Therapeut. Laten we ons alle drie even voorstellen. Northon de therapiepony. Astrid van Oorschot; ervaringsdeskundige.
E N D
Een workshop over de behandeling van cliënten met DIS door middel van Equitherapie.
Binnen de equitherapie werken we in de driehoeks-situatie • Paard • Client • Therapeut
DIS is een zeer complexe stoornis. Ik zal proberen het wat eenvoudig te schetsen. Voor mij is het ook relatief nieuw en nog niet in alle facetten bekend en uitgewerkt, ook in niet in relatie tot Equitherapie. De theoretische omschrijvingen komen uit het boek:
“Het belaagde zelf”, door Onno van der Hart, Ellert Nijenhuis en Kathy Steele, zij hebben een 500 pagina’s dik boek geschreven over: “ structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering” .
definitie volgens de DSM-IV. • A. De aanwezigheid van twee of meer van elkaar te onderscheiden identiteiten of persoonlijkheidstoestanden [elk met een eigen patroon van het waarnemen van, het omgaan met en het denken over de omgeving en zichzelf]. • B. Ten minste twee van deze identiteiten of persoonlijkheidstoestanden bepalen geregeld het gedrag van betrokkene. • Onvermogen zich belangrijke persoonlijke gegevens te herinneren dat te uitgebreid is om verklaard te kunnen worden door gewone vergeetachtigheid. • De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel.
Bij DIS is er sprake van “ogenschijnlijk normale” [ANP]en “emotionele” [EP] delen van de persoonlijkheid.
ALS ANP. • De ANP is het “ ogenschijnlijk normale” deel van de persoonlijkheid. Zij leven het normale dagelijks leven en vermijden sterk traumatische herinneringen.
Als EP. • Als emotionele persoonlijkheid [EP]concentreren zij zich op het handelingssysteem die ten tijde van de traumatisering geactiveerd werd. [verdediging, vluchten, vechten, waakzaamheid].
Bij DIS is er sprake van tertiaire structurele dissociatie. • Meer dan één ANP en meer dan één EP; vaak zijn de verschillende ANP’s en EP’s gedifferentieerd [zoals het gebruiken van verschillende namen en fysieke kenmerken] en meer geëmancipeerd dan bij secundaire structurele dissociatie.
De traumatische emoties van EP zijn niet adaptief, de betrokkene voelt zich erdoor overweldigd en het uiten van deze emoties biedt geen soelaas. Integendeel, hoe meer de heftige emotie geuit wordt, hoe meer betrokken persoon zich overweldigd voelt en gaat disfunctioneren.
Structurele dissociatie is een specifieke organisatievorm waarbinnen zich verschillende psycho-biologische subsystemen van de persoonlijkheid bevinden die niet alleen te sterk voor elkaar afgesloten zijn maar ook buitengewoon rigide. Het gevolg hiervan is een tekort aan cohesie en coördinatie in de gehele persoonlijkheid.
Er zijn oneindig veel individuele variaties in dissociatieve verschijningsvormen mogelijk.
Om efficiënt te kunnen functioneren zijn mentale handelingen als; observaties, gedachten, beslissingen, behoeften, lichamelijke gewaarwordingen noodzakelijk.
Getraumatiseerde mensen hebben vaak een fobie voor emoties en/of diverse mentale handelingen omdat deze een teken en/of verwijzing zijn naar onopgeloste traumatische ervaringen.
Doel in deze fase van de behandeling is het overwinnen van deze fobieën.
Overwinnen van de fobie voor de dissociatieve delen van de persoonlijkheid. Verkennen en geleidelijk aan elkaar blootstellen van de delen. Doelstelling is dat de structurele dissociatie afneemt en de realisatie van de patiënt als geheel toeneemt.
Het behandelen van traumatische herinneringen zodat integratie plaatsvindt in het geheel van de persoonlijkheid. Dit gebeurt door geleidelijke synthese zodat er geen redissociatie of vermijding optreedt. Synthese moet aansluiten op het mentale niveau van de patient.
Re-integratie van de persoonlijkheid en het overwinnen van de fobieën voor het gewone leven.De weg naar herstel.
Driehoeks-situatie • Paard • Client • Therapeut
Methode • Paard halen • Poetsen • Grondwerk/of zelfervaring.
Rol van het paard. • De rol van het paard is om vooral paard te zijn. • Het paard is geen co-therapeut, hij verricht immers geen doelgerichte interventies.
Hoe zie ik zijn rol? • Door acties van de client richting het paard of van het paard naar de client wordt er in de wisselwerking iets in gang gezet. • Het paard reageert ook vanuit zijn eigen behoeften en impulsen. Niet alles is toe te schrijven aan de client. • De client wordt geraakt daar waar het aan de orde en wezenlijk is.
Het paard blijft verschoond van projecties van de therapeut “hij denkt dit” , “hij doet dit omdat.” Een paard is een paard, wij weten niet wat hij denkt en door welke impulsen hij op dat moment geleid wordt. In duidelijke gevallen wel maar vaak ook niet. • Waar het om gaat is wat de client ervaart, of wat er geraakt wordt in het samen zijn en samen werken met het paard. Dit zijn de aanknopingspunten voor therapeutische interventies.
Rol van de therapeut naar de client • In de sessies gaat het om bewustwording, inzicht en betekenisgeving. • De sessies lenen zich bij uitstek om corrigerende ervaringen op te doen. • Soms gaat om ondersteunen en begeleiden, maar het focus kan ook gericht zijn op de problematiek zelf.
Rol van de therapeut naar het paard. • Zorg hebben voor de juiste randvoorwaarden als gezondheid, opleiding, verzorging, huisvesting. • Basis voor mij is de vertrouwensband met Northon. Ik kan feilloos van hem op aan. • Ik zorg voor hem tijdens de sessies, dit is mijn primaire verantwoordelijkheid.
De 3 fasen van behandeling van DIS met equitherapie. • Het mooie van equitherapie maar ook het lastige is dat elke sessie verrassingen oplevert. • Het is niet te voorspellen wat geraakt wordt in de sessie in het werken met het paarden hoe dit tot uiting komt bij de client.
Nu zal Astrid iets vertellen over haar ervaringen; dit aan de hand van de structuur, halen, poetsen, grondwerk/ zelfervaring.
Meetbare resultaten. • Er zijn diverse tests afgenomen vooraf en na 10 sessies.
DTS; een screeningsvragenlijst die de scores op PTSS vaststelt; in de beginmeting waren de scores te duiden als een zeer grote kans op PTSS in de week voorafgaand aan het invullen waarbij vooral de herbelevingen voorop stonden. In de vervolgmeting bleken de scores haast verbleekt. Ruwe scores 82 versus 10. Er zou gezegd kunnen worden dat er een geringe kans is op PTSS.
DES; een lijst voor het meten van de frequentie van uiteenlopende psychoforme dissociatieve symptomen in het dagelijks leven waren de scores te interpreteren als zijnde een grote kans op het bestaan van een dissociatieve stoornis. Op de vervolgmeting was een grote daling te zien in de scores, dat wil zeggen dat er een geringe kans is dat Astrid een dissociatieve stoornis heeft. [ruwe scores 64 versus 13].
SDQ20, een zelfbeoordelingsvragenlijst waarmee de ernst van een somatoforme dissociatieve stoornis geëvalueerd wordt, was de score bij aanvang te interpreteren als zijnde een grote kans dat Astrid een dissociatieve stoornis heeft. Bij de vervolgmeting was de score gedaald naar het niveau van een verhoogde kans op een dissociatieve stoornis. [ruwe scores 50 versus 43].
DE SCL-90; een vragenlijst voor de vaststelling van de aard en ernst van de psychopathologie in de afgelopen week. De totaalscore wordt gebruikt maat voor het algemene niveau van psychisch en daarmee samenhangend lichamelijk disfunctioneren. De score bij aanvang duidde op een een beneden gemiddeld niveau van psychisch en daarmee samenhangend lichamelijk onwelbevinden, gemeten met de populatie psychiatrie. Gemeten met de normale populatie was deze score hoog. Bij de vervolgmeting duidde de score op een voor de psychiatrische populatie laag ervaren gevoel van zowel psychisch als lichamelijk onwel bevinden in de week voorafgaand aan het onderzoek en voor de normale populatie op een gemiddeld ervaren gevoel. [ruwe totaalscores 165 versus 119 (normaal 110)]
De NVM; een persoonlijkheidsvragenlijst duiden de scores op een afname van de interne remmingen, een afname van lichamelijk geuite psychische spanning met als gevolg een afname van de stressbestendigheid [ Astrid gaat meer voelen] en een afname van lijdensdruk.