Hormonale regeling van de voortplanting

1. Hormonale regeling van de voortplanting

2. Klier en hormoonklier • gewone klier • hormoonklier

3. hormoonklieren • Produceren hormonen • Afgifte van stoffen = secretie • Geven hun sappen af aan het bloed • komen overal in het lichaam terecht •  specifieke boodschappers • O.a. insuline, adrenaline

4. hypofyse • Onderaan hypothalamus • Functie: o.a. centrale regelaar van de voortplanting • Hormonen • Follikelstimulerend hormoon ( FSH) • Luteïniserend hormoon (LH)  regeling van hormoonproductie van andere geslachtshormonen

5. Secundaire geslachtskenmerken • O.i.v. testosteron • beenderen en spieren zwaarder • Uiterlijk veranderd • Zwaardere stem stembanden worden langer • Baard groeit • Haargroei oksels en rond geslachtsorganen • Borsthaar, behaarde benen * Ieder mens produceert zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtshormonen. * Verhouding bepaalt welke secundaire geslachtskenmerken en in welke mate.

6. Regeling bij de man • FSH(hypofyse) • Vorming van zaadcellen • Testosteron (interstitiële cellen) •  verdere ontwikkeling van zaadcellen • LH (hypofyse) • Stimuleert de testosteronproductie

7. Cellen van Leydig

8. Negatieve terugkoppeling • Door wederzijdse beïnvloeding is de concentratie van beide hormonen in het bloed redelijk constant

9. Primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw • Primaire: geslachtsorganen • Secundaire : • Onder invloed van oestrogenen • Ontwikkeling borsten • breder bekken • Dikkere onderhuidse vetlaag • Haargroei oksels en onderbuik

10. hormonen • Follikel • oestrogenen ( oestradiol en oestron) •  secundaire geslachtkenmerken vrouw • Gele lichaam (na eisprong uit resten follikel) • Oestrogenen en progesteron

11. Regeling bij de vrouw • Vruchtbare vrouw gemiddeld 1 keer in 4 weken ongesteld •  afstoten baarmoederslijmvlies •  kapotte bloedvaatjes •  bloedverlies •  menstruatiecyclus

12. hormonen • Hypofyse 1ste 12 dagen FSH en LH • FSH  rijping follikels in eierstokken • FSH en LH Productie van oestrogenen (in wand rijpende follikels) • oestrogenen baarmoederslijmvlies wordt dikker en bevat meer klieren

13. Productie oestrogenen door de rijpende follikel bereikt hoogtepunt LH secretie door hypofyse opname van vocht door rijpende follikel eisprong of ovulatie

14. Geen zwangerschap • LH • stimuleert vorming gele lichaam ( corpus luteum) uit follikelweefsel • Stimuleert productie oestrogenen en progesteron door gele lichaam •  baarmoederslijmvlies nog dikker + afscheiding stoffen (voor embryo)

15. oestradiol oestradiol oestradiol progesteron progesteron Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting

16. En verder • Progesteron remt afgifte FSH en LH door hypofyse •  gele lichaam sterft af (11 dagen na ovulatie) •  progesteronproductie stopt •  baarmoederslijmvlies wordt afgestoten •  menstruatie 14 dagen na ovulatie • Afgifte FSH en LH door hypofyse niet langer geremd •  opnieuw rijping follikel

17. Negatieve terugkoppeling

18. zwangerschap

19. zwangerschap • Eicel 12u in leven • Zaadcel in lichaam vrouw 3 dagen in leven • Na bevruchting •  embryo produceert HCG (humaan chorio-gonadotropine) en daarna produceert placenta HCG •  gele lichaam productie progesteron gedurende eerste 3 maanden • Daarna placenta  progesteron • Progesteron •  houdt zwangerschap in stand remt afgifte FSH en LH • Melkklieren ontwikkelen zich in borsten

20. De eerste weken van de zwangerschap Binas 86E Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting

21. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting • De pijlen in onderstaande afbeelding geven een stimulerende of remmende invloed weer. Geef in de cirkels in de pijlen de invloed als volgt weer: • + de secretie wordt gestimuleerd • - de secretie wordt geremd - + + + - -

22. Predictor • Positieve test  aanwezigheid van HCG •  zwanger Niet zwanger