1 / 83

Binnenvaart Politiereglement (9 de wijziging)

Binnenvaart Politiereglement (9 de wijziging). Vaaropleiding kleine schepen Admiraliteit van de Maze.

louvain
Download Presentation

Binnenvaart Politiereglement (9 de wijziging)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Binnenvaart Politiereglement (9de wijziging) Vaaropleiding kleine schepen Admiraliteit van de Maze

  2. Artikel 3.16 Tekens van varende veerponten1. Een niet-vrijvarende veerpont moet des nachts voeren:a.een wit helder rondom schijnend licht op een hoogte van ten minste 5 m. b.een groen helder rondom schijnend licht ongeveer 1 m boven het onder a bedoelde licht.2.De het meest bovenstrooms gelegen ankerschuit of drijver van een veerpont aan een langskabel moet des nachts zijn voorzien van een wit helder rondom schijnend licht, ten minste 3 m boven het wateroppervlak. Niet vrij-varende veerpont. Artikel 3.16, lid 2: Meest bovenstrooms gelegen ankerschuit of drijver van een veerpont aan een langskabel.

  3. Artikel 3.16 Tekens van varende veerponten3. Een vrijvarende veerpont moet des nachts voeren:a. een wit helder rondom schijnend licht, bedoeld in het eerste lid onder a;b. een groen helder rondom schijnend licht, bedoeld in het eerste lid onder b, en,c. boordlichten en een heklicht.

  4. Artikel 3.20 - Tekens van stilliggende schepen4. Een klein schip dat stilligt, met uitzondering van de bijboot van een schip, moet voeren:a. 's nachts: een wit gewoon rondom schijnend licht waar dit het best kan worden gezien;b. overdag, indien het niet direct of indirect aan de oever gemeerd ligt: een zwarte bol op een geschikte plaats, op een zodanige hoogte dat hij van alle zijden zichtbaar is.

  5. Artikel 3.25 - Tekens van in bedrijf zijnde drijvende werktuigen en van vastgevaren of gezonken schepen1. Een in bedrijf zijnd drijvend werktuig en een schip dat in het vaarwater werken uitvoert, dan wel peilingen of metingen verricht, moeten voeren:a. aan de zijde waar de doorvaart vrij is:- des nachts: twee groene heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn - des daags: twee groene ruiten in een verticale lijn

  6. Artikel 3.25 - Tekens van in bedrijf zijnde drijvende werktuigen en van vastgevaren of gezonken schepenb. aan de zijde waar de doorvaart niet vrij is:- des nachts: een rood rondom schijnend licht op dezelfde hoogte als hetbovenste van de onder a voorgeschreven groene lichten en van dezelfde lichtsterkte als die lichten;- des daags: een rode bol op dezelfde hoogte als de bovenste van de onder a voorgeschreven groene ruiten;  Artikel 3.25 lid 1 onder c: In bedrijf zijnd drijvend werktuig, vastgevaren of gezonken schip of schip dat in het vaarwater werken uitvoert; vaarwater aan beide zijden vrij. Tevens verplichting hinderlijke waterbeweging te vermijden.

  7. Artikel 3.29 - Bijkomende tekens bescherming hinderlijke waterbeweging- des nachts: een rood helder of gewoon rondom schijnend licht en een wit helder of gewoon rondom schijnend licht, in een verticale lijn het bovenste rood en het onderste wit, op een zodanige plaats dat zij van alle zijden zichtbaar zijn en niet met andere lichten kunnen worden verward;- des daags: een bord waarvan de bovenste helft rood en de onderste helft wit is dan wel twee borden in een verticale lijn, het bovenste rood en het onderste wit, op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte, dat elk bord van alle zijden zichtbaar is.De borden mogen worden vervangen door vlaggen van dezelfde kleur.

  8. Artikel 3.37 - Tekens van vissersschepen.Een vissersschip moet voeren;a. 's nachts:1°. een groen helder of gewoon rondom schijnend licht en een wit helder of gewoon rondom schijnend licht in een verticale lijn het bovenste groen en het onderste wit, op een zodanige hoogte dat het onderste zich tenminste 2 m boven de boordlichten bevindt;b. overdag: twee zwarte kegels met de punten tegen elkaar (diabolo) in een verticale lijn, op een zodanige hoogte dat zij van alle zijden zichtbaar zijn.

  9. Artikel 3.38 - Teken bij een duiker te water1. Een schip dat gebruikt wordt bij het duiken moet, behalve de bij artikel 3.08, respectievelijk artikel 3.20 voorgeschreven tekens, als bijkomend teken voeren:de internationale seinvlag "A" dan wel een replica daarvan vervaardigd van niet buigzaam materiaal, op een zodanige hoogte en op een zodanige wijze dat deze van alle zijden zichtbaar is.

  10. Artikel 4.02 Geven van geluidsseinen13. Een klein schip mag niet de manoeuvreerseinen, vermeld in de afdelingen B, C, D en E van bijlage 6, geven.

  11. Artikel 4.02 Geven van geluidsseinen13. Een klein schip mag niet de manoeuvreerseinen, vermeld in de afdelingen B, C, D en E van bijlage 6, geven.BIJLAGE 6 - GELUIDSSEINENA. Algemene seinenB. Seinen bij naderen op tegengestelde koersenC. Seinen bij voorbijlopenD. Seinen bij het kerenE. Seinen bij het uit- en invaren van havens en nevenvaarwaterenen het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwaterF. (niet overgenomen)G. Seinen bij slecht zicht

  12. Artikel 4.02 Geven van geluidsseinen13. Een klein schip magnietde manoeuvreerseinen, vermeld in de afdelingen B, C, D en E van bijlage 6, geven.BIJLAGE 6 - GELUIDSSEINENA. Algemene seinenB. Seinen bij naderen op tegengestelde koersenC. Seinen bij voorbijlopenD. Seinen bij het kerenE. Seinen bij het uit- en invaren van havens en nevenvaarwaterenen het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwaterF. (niet overgenomen)G. Seinen bij slecht zichtA. ALGEMENE SEINEN Attentie, Ik ga stuurboord uit , Ik ga bakboord uit , Ik sla achteruit,Ik kan niet manoeuvreren (3.18,lid2), Er dreigt gevaar voor aanvaring,Verzoek om medische hulp (3.30, lid 3), Noodsein (4.01, lid 4), Blijf weg sein (4.04),Verzoek tot het bedienen van een beweegbare brug of van een sluis (6.26, lid 7) en (6.28, lid 4)

  13. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :a. Indien het een koers in de richting van het gevaarsgebied voorligt, zich zover mogelijk hiervan verwijderd houden en zo nodig keren;

  14. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :b. indien het het gevaarsgebied reeds is gepasseerd, zijn weg met een zo groot mogelijke snelheid vervolgen.

  15. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :2. De schipper van een schip als bedoeld in het eerste lid moet onmiddellijk zorg dragen, dat aan boord alle ramen en andere openingen die in verbinding staan met de buitenlucht worden gesloten, dat een onbeschermd licht en open vuur worden gedoofd, dat niet meer wordt gerookt, dat hulpmotoren die niet noodzakelijkerwijs in bedrijf zijn worden afgezet en dat in zijn algemeenheid het veroorzaken van vonken wordt vermeden. Ingeval het schip ligplaats gaatnemen, moet de schipper zorg dragen, dat de motoren en de hulpmotoren die nog in werking zijn worden afgezet.

  16. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een schip, dat in de nabijheid van het gevaarsgebied stilligt en dat het sein hoort. Zo nodig moet de schipper zorg dragen, dat het schip wordt verlaten.

  17. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :4. Bij de toepassing van dit artikel dient rekening te worden gehouden met de stroom en de windrichting.

  18. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :5. Dit artikel is eveneens van toepassing, indien het sein niet door een schip maar vanaf de wal wordt gegeven.

  19. Artikel 6.19 - Gedrag van schepen die het «blijf weg» sein horen1. Een schip dat het in artikel 4.04 bedoelde sein hoort moet alle maatregelen nemen die dienstig zijn om gevaar te vermijden. In het bijzonder moet het :6. De schipper die het sein hoort moet, voorzover mogelijk, onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit inlichten.

  20. Artikel 5.02 - PrioriteitOnverminderd de artikelen 1.04 en 1.05 heeft een verkeersteken prioriteit boven een gedragsregel. Een verkeersaanwijzing heeft prioriteit boven een gedragsregel en een verkeersteken.

  21. Artikel 6.04 Naderen op tegengestelde koersen Hoofdregel2. Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.

  22. Artikel 6.04 Naderen op tegengestelde koersen Hoofdregel2. Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.

  23. Artikel 6.04 Naderen op tegengestelde koersen Hoofdregel2. Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.

  24. Artikel 6.04 Naderen op tegengestelde koersen 4. Indien twee grote motorschepen of een groot motorschip en een groot zeilschip elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, elk van beide naar stuurboord uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbij varen.

  25. Artikel 6.04 Naderen op tegengestelde koersen3. Indien een groot schip en een klein schip elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, het kleine schip voorrang verlenen aan het grote schip.

  26. Artikel 6.04 A Naderen op tegengestelde koersen Afwijking van de hoofdregel2 Een groot schip dat zich wil begeven naar een vaarwater, een haven, een laad- of losplaats, een sluis, de doorvaartopening van een brug, een aanlegplaats of een plaats waar schepen mogen liggen, gelegen aan zijn bakboordszijde, en een groot schip dat vertrekt vanaf een ligplaats aan de, gezien zijn vaarrichting, bakboordszijde van het vaarwater, mag aan een op tegengestelde koers naderend schip het verlangen kenbaar maken, dat, in afwijking van artikel 6.04, het voorbijvaren stuurboord op stuurboord geschiedt. Het grote schip mag het verlangen slechts kenbaar maken, nadat het zich er van heeft vergewist, dat het mogelijk is daaraan zonder gevaar te voldoen. 3. Het verlangen wordt kenbaar gemaakt door het tijdig tonen aan stuurboord tot het voorbijvaren heeft plaats gehad, van:a. 's nachts: een wit helder rondom schijnend flikkerlicht, eventueel in combinatie met een lichtblauw bord;b. overdag: een lichtblauw bord, in combinatie met een wit helder rondom schijnend flikkerlicht. 4. Een groot schip waaraan het verlangen wordt kenbaar gemaakt moet daaraan voldoen en, indien het hiermede is uitgerust, de tekens tonen, bedoeld in het derde lid.

  27. Artikel 6.04 A Naderen op tegengestelde koersen 4. Een groot schip waaraan het verlangen wordt kenbaar gemaakt moet daaraan voldoen en, indien het hiermede is uitgerust, de tekens tonen, bedoeld in het derde lid.Een klein schip waaraan het verlangen wordt kenbaar gemaakt moet voorrang verlenen aan het grote schip, bij voorkeur door aan het verlangen te voldoen.

  28. Artikel 6.04 A Naderen op tegengestelde koersen Afwijking van de hoofdregel2 Een groot schip dat zich wil begeven naar een vaarwater, een haven, een laad- of losplaats, een sluis, de doorvaartopening van een brug, een aanlegplaats of een plaats waar schepen mogen liggen, gelegen aan zijn bakboordszijde, en een groot schip dat vertrekt vanaf een ligplaats aan de, gezien zijn vaarrichting, bakboordszijde van het vaarwater, mag aan een op tegengestelde koers naderend schip het verlangen kenbaar maken, dat, in afwijking van artikel 6.04, het voorbijvaren stuurboord op stuurboord geschiedt.Het grote schip mag het verlangen slechts kenbaar maken, nadat het zich er van heeft vergewist, dat het mogelijk is daaraan zonder gevaar te voldoen.3. Het verlangen wordt kenbaar gemaakt door het tijdig tonen aan stuurboord tot het voorbijvaren heeft plaats gehad, van:a. 's nachts: een wit helder rondom schijnend flikkerlicht, eventueel in combinatie met een lichtblauw bord;b. overdag: een lichtblauw bord, in combinatie met een wit helder rondom schijnend flikkerlicht. 4. Een groot schip waaraan het verlangen wordt kenbaar gemaakt moet daaraan voldoen en, indien het hiermede is uitgerust, de tekens tonen, bedoeld in het derde lid.

  29. Artikel 6.04-a Naderen op tegengestelde koersen(niet op Gelderse IJssel en Maas) 5. Zodra is te vrezen, dat de bedoeling van het schip dat het verlangen heeft kenbaar gemaakt met is begrepen door het schip waaraan dit is geschied, moet het schip een geluidssein van twee korte stoten geven. Het andere schip moet dan antwoorden door het geven van een geluidssein van twee korte stoten.6. Indien het schip waaraan het verlangen wordt kenbaar gemaakt daaraan niet kan voldoen, moet het een reeks zeer korte stoten geven. Elk van beide schepen moet dan de maatregelen nemen die de omstandigheden vereisen om het ontstaan van een gevaarlijke situatie te voorkomen.

  30. Artikel 6.04-a Naderen op tegengestelde koersen (niet op Gelderse IJssel en Maas)2 Een groot schip dat zich wil begeven naar een vaarwater, een haven, een laad- of losplaats, een sluis, de doorvaartopening van een brug, een aanlegplaats of een plaats waar schepen mogen liggen, gelegen aan zijn bakboordszijde,en een groot schip dat vertrekt vanaf een ligplaats aan de, gezien zijn vaarrichting, bakboordszijde van het vaarwater, mag aan een op tegengestelde koers naderend schip het verlangen kenbaar maken, dat, in afwijking van artikel 6.04, het voorbijvaren stuurboord op stuurboord geschiedt. Het grote schip mag het verlangen slechts kenbaar maken, nadat het zich er van heeft vergewist, dat het mogelijk is daaraan zonder gevaar te voldoen.

  31. Artikel 6.05 Naderen op tegengestelde koersen op Gelderse IJssel en op de Maas2 Indien een opvarend groot schip en een afvarend schip elkaar naderen op tegengestelde koersen, moet het opvarende schip voor het afvarende schip een geschikte weg vrijlaten, de plaatselijke omstandigheden en de bewegingen van andere schepen daarbij in aanmerking genomen.3. Het opvarende grote schip dat daartoe aan bakboord voor het afvarende schip de weg vrijlaat toont geen teken.

  32. Artikel 6.05 Naderen op tegengestelde koersen op Gelderse IJssel en op de Maas4., Het opvarende grote schip dat daartoe aan stuurboord voor het afvarende schip de weg vrijlaat moet tijdig aan stuurboord tot het voorbijvaren heeft plaats gehad, tonen:a. 's nachts: een wit helder rondom schijnend flikkerlicht, eventueel in combinatie met een lichtblauw bord;b. overdag: een lichtblauw bord, in combinatie met een wit helder rondom schijnend flikkerlicht.

  33. 6. Een afvarend groot schip moet voorbijvaren aan de zijde die het opvarende grote schip vrijlaat. Het afvarende grote schip moet daartoe de tekens en het geluidssein die het opvarende grote schip toont of geeft herhalen.

  34. Artikel 6.05 Naderen op tegengestelde koersen op Gelderse IJssel en op de Maas 7. Een afvarend klein schip moet voorrang verlenen aan het opvarende grote schip, bij voorkeur door voorbij te varen aan de zijde die het opvarende grote schip vrijlaat .

  35. Artikel 6.05 Naderen op tegengestelde koersen op Gelderse IJssel en op de Maas8. Een opvarend klein schip moet voorrang verlenen aan een afvarend groot schip.

  36. Artikel 6.05 Naderen op tegengestelde koersen op Gelderse IJssel en op de Maas9. Indien twee kleine schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.

  37. Artikel 6.07 Voorbij varen op tegengestelde koersen in een engte6. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt een klein schip voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend groot schip.

  38. Artikel 6.07 Voorbij varen op tegengestelde koersen in een engte7. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt: a. een groot motorschip dat aan stuurboord een hindernis tegen, komt of dat bijeen bocht de binnenbocht aan stuurboord heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend groot schip;

  39. Artikel 6.07 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:a. een klein motorschip dat aan stuurboord een hindernis tegenkomt of dat bij een bocht de binnenbocht aan stuurboord heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderendander klein motorschip

  40. 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:b. een klein door spierkracht voortbewogen schip dat aan stuurboord een hindernis tegenkomt of dat bij een bocht de binnenbocht aan stuurboord heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend ander klein door spierkracht voortbewogen schip

  41. 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:c. een klein motorschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein zeilschip dat de engte heeft bezeild

  42. 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:d. een klein motorschip voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein door spierkracht voortbewogen schip

  43. 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:e. een klein zeilschip dat de engte niet bezeild heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein schip.

  44. 8. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt:f. een klein zeilschip dat over stuurboordsboeg zeilt en de engte bezeild heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein zeilschip dat over bakboordsboeg zeilt en dat de engte eveneens bezeild heeft.

  45. Artikel 6.13 - Keren1. Een schip mag slechts keren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.2. Een groot schip mag bij het keren medewerking verlangen van een ander schip.

  46. Artikel 6.13 - Keren1. Een schip mag slechts keren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.3. Een klein schip moet bij het keren voorrang verlenen aan een groot schip.

  47. Artikel 6.13 - Keren1. Een schip mag slechts keren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.4. Een klein schip mag bij het keren medewerking verlangen van een ander klein schip.

  48. Artikel 6.14 - Vertrek1.Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.2.Een groot schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander schip.

  49. Artikel 6.14 - Vertrek1.Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.3. Een klein schip moet bij het vertrekken voorrang verlenen aan een groot schip.

  50. Artikel 6.14 - Vertrek1.Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.4. Een klein schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander klein schip.

More Related