1 / 59

Positief omgaan met pubers!

Positief omgaan met pubers!. I. Puberteit, wat is dat…?. Allerlei veranderingen. Lichamelijk Verstandelijk Sociaal en emotioneel. Lichamelijke veranderingen. Bij jongens Een bonkige puber De spierkracht wordt groter De stem wordt lager Schaamhaar en penis gaan groeien Eerste zaadlozing.

mallorie
Download Presentation

Positief omgaan met pubers!

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Positief omgaan met pubers!

  2. I. Puberteit, wat is dat…?

  3. Allerlei veranderingen • Lichamelijk • Verstandelijk • Sociaal en emotioneel

  4. Lichamelijke veranderingen Bij jongens • Een bonkige puber • De spierkracht wordt groter • De stem wordt lager • Schaamhaar en penis gaan groeien • Eerste zaadlozing

  5. Lichamelijke veranderingen Bij meisjes • De lengtegroei • De borstvorming • De bekkenveranderingen • Groei van het schaamhaar • De eerste menstruatie

  6. Gevolgen van al die veranderingen • Lichaam wordt als vreemd en onwennig ervaren • Onzeker over hun nieuwe uiterlijk • Vergelijken zich voortdurend met leeftijdsgenoten • Beginnen te beseffen dat ze seksuele behoeften hebben en die oproepen bij anderen.

  7. Gevolgen van seksuele rijping Hormonen zijn helemaal in de war • Stemmingswisselingen • Wisselende eetlust • Slapeloosheid • Zweten • Puistjes

  8. Verstandelijke ontwikkeling • Abstract denken Ze moeten niet meer alles beleefd hebben om er over te kunnen denken. • Morele ontwikkeling Nadenken over wat goed en slecht is. Op zoek naar wat hijzelf van de dingen vindt. • Zwart-wit denken • Kritisch Naar zichzelf en naar anderen. Hij heeft hoge idealen.

  9. Sociaal-emotionele ontwikkeling • Wie ben ik? Ze zijn volop bezig een eigen identiteit te ontwikkelen Wat wil ik? Wat kan ik? Wat vind ik?

  10. Sociaal-emotionele ontwikkeling • Leeftijdsgenoten zijn belangrijk - Kunnen zich beter inleven - Pubers willen ergens bij horen - Dit geeft hen meer zelfvertrouwen

  11. Sociaal-emotionele ontwikkeling • Op zoek naar zelfstandigheid Los komen van de ouders • Streven naar onafhankelijkheid Zelf beslissingen willen nemen

  12. Experimenteren • te pas en te onpas een eigen mening geven • Ander taalgebruik: “shit”, “cool”, “vet”… • Geen huiswerk meer maken • Verschillende kleren, kapsels, muzieksoorten uitproberen • Spijbelen met leeftijdsgenootjes • Roken, drinken, drugs gebruiken

  13. Gevoelens van pubers • Onzekerheid/schaamte over uiterlijk, het presteren op school, het voldoen aan verwachtingen van de ouders en van zichzelf • Depressiviteit: met zichzelf in de knoop • Eenzaamheid

  14. II. Dé puber bestaat niet!

  15. Leen is 11 jaar wanneer ze vraagt om naar Rock werchter te mogen gaan. Ze begrijpt niet dat het van haar ouders niet mag want iedereen gaat toch! Tim 19j denkt alleen maar aan uitgaan. De dag begint voor hem pas ‘s avonds Bea 17 jaar zit steeds met haar neus in de boeken Bart is 16 en bouwt graag hutten in het bos Joris zit is 15 en brengt het hele weekend achter zijn computer door.

  16. Enkele vraagjes

  17. Hoe zelfstandig is uw puber op het gebied van kleren kopen? Eén van de ouders koopt de kleren. U gaat samen op pad en uw zoon/dochter mag zelf kleren uitzoeken Uw zoon/dochter krijgt geld mee en koopt de kleren zelf

  18. Hoe zelfstandig is uw puber op het gebied van huiswerk maken? We maken hier de hele tijd ruzie over. U moet uw kind verschillende keren per dag stimuleren of controleren Laat ik aan zoon/dochter over en dat gaat vrijwel altijd goed

  19. Uw zoon/dochter wil: Bepalen wanneer hij/zij de eigen kamer opruimt In het week-end na 24 uur thuiskomen Zonder ouders op vakantie

  20. Hoeveel avonden van de week is uw zoon/dochter thuis Hij/zij blijft bijna iedere avond thuis Hij/zij gaat enkel in het weekend weg Hij/zij is bijna nooit thuis.

  21. Taken van pubers

  22. Zoeken naar hun nieuwe plaats binnen het gezin (los komen, eigen plaats bepalen binnen relaties in gezin en familie) • Onderwijs (kennis, vaardigheden, attitudes, keuzes maken en uitoefenen) • Invullen van vrije tijd (zinvolle vrijetijdsbesteding) • Omgaan met autoriteiten en instanties (gezag aanvaarden, regels en codes respecteren)

  23. Zorg dragen voor gezondheid en uiterlijk (hygiëne, voeding, vermijden overdreven risico’s) • Sociale contacten uitbouwen en onderhouden (vertrouwen geven en nemen, elkaar wederzijds accepteren,…) • Vorm geven aan intimiteit en seksualiteit (mogelijkheden en wensen ontdekken in relaties)

  24. III. Opvoeden van pubers

  25. “Ouders zijn belangrijker dan ooit in de opvoeding van hun kind” • 21ste eeuw: gigantische mogelijkheden, keuzes, gadgets…overvallen de jongeren • Weinig vaste sleutelfiguren in buitenwereld • Weinig of geen ‘zekerheden’ meer • Ouders=rots in de branding voor hun kinderen • Gezin=beste plek voor opvoeding van kinderen!

  26. Waar gaat het om? • Dat jongeren veilig en gezond opgroeien • Plezier hebben in hun jeugd • Talenten ontwikkelen • Een steentje bijdragen aan de samenleving • Goed voorbereid zijn op de toekomst

  27. Zodat ze als volwassen: • Zich hechten aan andere mensen en duurzame relaties uitbouwen • Sociaal gedrag ontwikkelen (geen schade aan anderen, aan zichzelf) • Deelnemen aan het arbeidsproces (studie, beroep aanleren, werken voor henzelf, gezin) • Waarden/vaardigheden doorgeven aan hun kinderen

  28. een hele opgave! Hun leefwereld wordt ruimer Er verandert van alles zowel voor de jongeren als voor zijn ouders Ouders blijven waarden en normen meegeven Ouders worden bevraagd en krijgen kritiek Voorbeeldgedrag; in de spiegel kijken De invloed van leeftijdsgenoten, vrienden en de media is groter dan de invloed van de ouders

  29. IV. Aan de slag

  30. Steunen Positieve betrokkenheid • Aandacht geven aan je kind • Interesse tonen in datgene waar het mee bezig is.

  31. Steunen Je kind aanmoedigen: • Geduldig zijn • Begrip tonen • Je kind belonen voor wat het goed doet • Niet alles vanzelfsprekend vinden

  32. Sturen Grenzen stellen • Duidelijke regels : wat mag wel en wat niet? • Onderhandelen met de puber • Consequent optreden

  33. sturen Monitoring • toezicht houden: Met wie? Waar? Hoe? Hoelang? Wanneer?

  34. sturen • Controle versus autonomie

  35. Vroeger autonomie Controle 100% Puberteit Leeftijd

  36. Nu: een realistisch beeld autonomie Controle 100% Puberteit Leeftijd

  37. Sturen = ook omgaan met experimenteergedrag

  38. Veel gedrag hoort bij de zoektocht van de puber naar zichzelf en gaat weer voorbij. • Het zonder meer verbieden van iets werkt niet. • Praat open over deze onderwerpen met je puber. • Vanuit je eigen ervaring grenzen stellen aan experimenteer gedrag. Er mogen geen brokken gemaakt worden.

  39. Stimuleren Problemen oplossen: • Onderhandelen: geven en nemen • Dagelijkse problemen bespreekbaar maken en aanpakken • stimuleren om zelf naar oplossingen te zoeken,

  40. Waar begin je eerst aan? Onmogelijk om alles tegelijktijdig aan te pakken. Onderscheid maken tussen lastige en belangrijke problemen

  41. Belangrijke problemen = lastig voor het kind en kunnen de ontwikkeling belemmeren = de meeste ouders vinden van dit probleem dat het belangrijk is

  42. Lastige problemen = vervelend en een last voor de ouders = over wat lastig is verschillen ouders nogal eens van mening = zorgen voor discussies = soms waardevol voor de ontwikkeling van de kinderen = kunnen belangrijke problemen worden

  43. Ook een keuze naar dringendheid! !

  44. V. Belang van praten met elkaar.

  45. Verschillende vormen van communicatie • Tijdens dagelijkse huis-, tuin- en keukensituaties, samen dingen doen • Open communiceren (interesse, betrokkenheid) • Actief communiceren • Niet enkel over problemen praten • Openstaan voor moeilijke thema’s

  46. Aandacht geven, andere mening accepteren, belangstelling tonen • Leefwereld jongere is anders dan leefwereld ouders (verschillende behoeften, interesses, …) • Communiceren is niet enkel overtuigen • Jongeren hebben het recht om hun eigen fouten te maken (zorgen voor beveiliging)

  47. Ookdiscussieszijnbelangrijk • Discussie is geen ruzie • Vertrouwen is een voorwaarde • Leg de nadruk op gelijkenissen, niet op de verschillen

More Related