180 likes | 470 Views
Leren ‘in verschilligheid’ De bijdrage van het godsdienstonderricht tot gemeenschapsvorming. Bert Roebben Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Universiteit van Tilburg www.seekingsense.be. Overzicht. De school als waardegemeenschap (schooltheoretisch perspectief)
E N D
Leren ‘in verschilligheid’De bijdrage van het godsdienstonderrichttot gemeenschapsvorming Bert Roebben Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Universiteit van Tilburg www.seekingsense.be
Overzicht • De school als waardegemeenschap (schooltheoretisch perspectief) • Religieuze identiteitsvorming in godsdienstonderricht (GO) (godsdienstpedagogisch perspectief) • GO als zorg voor de ziel (theologisch perspectief) • Twee voorbeelden van een rijke verbeeldingscontext voor de ziel (godsdienstpedagogisch perspectief) • De geestelijke thuisbasis van de leraar godsdienst (schooltheoretisch perspectief)
1. De school als waardegemeenschap • School als oefenplaats voor gemeenschapsvorming, voor het samen van de samenleving – school als “waardegemeenschap” (T. Geurts) draagt bij tot de versterking van actief pluralisme • Doel van de school: kennis en inzicht verwerven en implimenteren – “from opinion to knowledge” • In het kader van de voortgaande ont-traditionalisering komt het erop aan de eigen spiritualiteit (beter dan identiteit) van de school opnieuw te ontdekken: de katholieke school is tegelijk verwelkomend en zich onderscheidend – pluraliteit en onderscheiding – verscheidenheid en verschilligheid • School draagt bij aan de menswording van jongeren door hen morele en levensbeschouwelijke bakens aan te reiken • Dit is een permanent leerproces voor de school, altijd opnieuw “te doen”: wat bindt ons, wat verbindt ons?
2. Religieuze identiteitsvorming in GO Vandaag vigeert op school (zoals in de samenleving) een functionele opvatting over religie: • Religie draagt in haar moderne gestalte bij tot “sociale hygiëne” (G. Bitter) – hoe kan een religieuze traditie de gemeenschapsvorming van dienst zijn, bijvoorbeeld door het aanleren van altruïsme, door verbeeldingskracht, door het aanreiken van morele en levensbeschouwelijke bakens? • Verstrooiing van religie op de reli-markt – hoe kan religie in zijn postmoderne gestalte bijdragen tot spiritueel “wellness”, tot een betere omgang met bestaansangst in deze complexe samenleving (P. Tillich)? • Maar dient religie daartoe? Dient religie überhaupt ergens toe? Wat gaat er verloren als religie verloren gaat? Heeft de mens religie nodig om goed en gelukkig te leven (H. Joas)? En verandert religie (omwille van die functionele gestalte) ondertussen van aanschijn?
Spes in cruce? Madonna gekruisigdin Rome, A.D. 2006 • http://video.google.nl/videoplay?docid=-728599316549956659&q=madonna+in+croce+concert • Schaamteloos gebruik van religieuze symbolen of “the irreverent quest of generation Y” (T. Beaudoin) – cfr. Madonna op het kruis • Het bewust chockeren van een geloofsgemeenschap in haar diepste overtuiging en symbolen – dit lokte overigens niet alleen protest uit in Rome (RKK), maar ook in Moskou (Protestanten en Orthodoxen) • Verstrooiing of “Dispersion des Religiösen” (M. Ebertz) – cfr. fotograferen en filmen via de GSM • In een zich globaliserende wereld – foto’s en filmpjes gaan de wereld rond, het nieuws gaat als een lopend vuur • Een hermeneutisch knooppunt bij uitstek, omdat de “eigen aard” van religie op het spel gezet wordt in een religieus geladen setting (Rome, kruis, Madonna, “live to tell”)
Religie biedt een substantieel veld van taal en symbolen aan waarbinnen een bepaalde ervaring mogelijk wordt, namelijk die van zelf-transcendentie, van “Ergriffensein” (Joas), van “ik-ben-niet-het-centrum-van-de-wereld”, “ik bepaal niet zelf of en hoe ik word gered”. • Dit staat in schril contrast met een functioneel (sociaal-constructivistisch) perspectief op GO in een hermeneutisch-communicatief model: hoe toont het fenomeen religie zich vandaag en hoe kan ik het verwerken in mijn narratieve identiteit ? – “wat doen mensen met religie en wat doet religie met mensen?” – “wat doe ik met religie en wat doet religie met mij?” – “hoe kan ik religie gebruiken om een beter en gelukkiger mens te worden?” – “Is dit gebruik terecht?” • Religie is in zulk GO onderdeel van een breder cultureel betekenisveld. In de spanning tussen persoon en gemeenschap, tussen socialisatie en “Bildung”, vraagt een jongere zich af: “Wie wil ik worden in deze samenleving, welke bijdrage wil ik leveren in de toekomst?” • GO helpt de onoverzichtelijke morele en levensbeschouwelijke “chaos” in beeld te brengen en te ordenen met het oog op het verwerven van een eigen positie. GO gaat uit van een functioneel religiebegrip: in de vorm van bijdrage (modern) en deconstructie (postmodern).
Learning about religion Learning from religion Learning in religion De ander leren kennen De ander leren waarderen Mezelf her-kennen en her-waarderen Informatie door documentatie Interpretatie door communicatie Confrontatie door ontmoeting Heuristische competentie Sociale competentie Existentiële competentie Leren in verscheidenheid (différence) Leren in verschil-ligheid (altérité) Hermeneutisch-communicatief Mystagogisch-communicatief Ontwikkeling van narratieve identiteit Zorg om de ziel
3. GO als zorg voor de ziel • Goed hermeneutisch-communicatief GO komt soms uit bij de ziel van de leerling, wanneer hij of zij aangesproken wordt op zijn uniciteit als mens. Dan is er niet alleen sprake van toekomst, maar ook van herkomst (“Waar ben ik ten diepste vandaan? Wie heeft mij ten diepste graag gezien? Waar komt mijn redding vandaan?”) • Communicatie in GO hieromtrent: ontmoeting maakt verschil mogelijk, maar veronderstelt ook het verschil – “Dit ben ik; wie ben jij?” • Dit soort leren is als volgt te typeren: • Tegenover verscheidenheid (différence): verschilligheid (altérité) • Tegenover chaos: contemplatie • Tegenover deconstructie: reconstructie • Tegenover rationaliteit: relationaliteit • Tegenover hermeneutiek: mystagogie • Tegenover dorheid: passie
3. GO en de ziel • “De ziel van de persoon, of de persoon als ziel, vertegenwoordigt de mogelijkheid van mensen om in relatie te zijn met hun oorsprong (…). Door de levensadem (‘nefesj’ of ‘anima’) zijn mensen verbonden met binnen en buiten”. De ziel is een grensinstrument tussen mezelf als ‘brandende binnenkant’ en mijn levensomgeving, tussen wie ik ben en wie ik kan worden, tussen immanentie en transcendentie. • De ziel is ook een eindterm, aan het eind van een lange reeks beschrijvingen van wie ik ben, “het punt van waaruit het mogelijk is zich bewust te worden van het bestaan van een essentieel en werkelijk zelf en van de levendigheid, de steriliteit of de stagnatie van dat werkelijke zelf” (T. van Knippenberg).
4. Een rijke verbeeldingscontext voor de ziel • “Learning by doing” is je lichaam in stelling brengen. Het probleem van de traditiecrisis is niet zozeer een gebrek aan kennis, maar wel “untaught bodies” (S. Coakley): een gebrek aan ervaringsweten en concrete praktijken die het geloof belichamen • Rationaliteit versus relationaliteit in het christendom – We moesten ons in GO altijd verantwoorden en dat gaat eigenljk maar gewoon door – gevolg: cerebraal GO • Breng leerlingen in “grazige weiden” (T. van den Berk): een narthicale benadering van GO • Bibliodrama = wat doet de bijbel met mij? • Kirchenpädagogik = wat doet de religieuze ruimte met mij?
4.1. Bibliodrama • “Lehrmenschen” of “Rollenmenschen” (H. Sunden) • Rolovername (je neemt de rol over van de bijbelse figuur) en rolopname (je neemt tevens het verwachtingspatroon op van de bijbelse figuur ten aanzien van God – je anticipeert met de bijbelse figuur op wat God zal doen of antwoorden – je plaatst je in een referentieraam waarbinnen nieuwe ervaringen en inzichten mogelijk worden) (“voor God is niets onmogelijk”) • Spanning tussen wat is en wat zou kunnen zijn of wat me geschonken wordt • Oefening in “responsiveness”, in resonantie: mijn ziel laat zich bewegen om te vertrouwen – “Blijf niet stilstaan bij wat voorbij is. Zie, ik ben iets nieuws begonnen, zie je het nog niet?” • Voorbeeld: de roeping van Mozes (Ex. 3) • Het verhaal gaat verder: “Het verhaal gaat” (N. ter Linden) – “Je eigen schrift schrijven” (H. Renckens) – ook in de hip hop generatie?
4.2. Kirchenraumpädagogik • Virtuele bezoeken van kerken, synagogen, moskeeën (bijv. www.kathedralenwelt.de) • Feitelijk bezoeken van kerken, synagogen, moskeeën • Ontmoeting met personen in geloofsgemeenschappen • Kennismaking met liturgische ruimte, muziek en gemeenschap • Bijv. kloosterdagen in Dominicaans Activiteiten Centrum in Huissen met PABO-studenten • Bijv. deelname aan de “ordo” in Youth Academy (Duke University)
4.3. Implicaties voor religieuze educatie • Narratieve aanpak: leven om het te vertellen (“live to tell”), kom op verhaal, leer je eigen toekomst en herkomst benoemen. De weg daartoe leidt langs “grazige weiden” • Democratisering van theologie (theologiseren mét jongeren) • “God schiep de mens omdat hij van verhalen houdt” (E. Wiesel) • God gaat zich te buiten aan onze mensengeschiedenis • Ook in een interlevensbeschouwelijke context is dit soort GO te doen • Is dit catechese? Neen, er is hier geen sprake van religieuze socialisatie als pre-catechese waarop GO zou kunnen voortbouwen. Hier gaat het erom de openheid op zingevingsvlak spiritueel open te breken. • Laat ons redelijk zijn: vaak is GO geen zorg om de ziel en hoeft het dat ook niet te zijn. Goed hermeneutisch-communicatief GO is immers de eerste doelstelling.
5. De geestelijke thuisbasis van de leraar • En de leraar? Zij komt altijd laatst… Maar zij verdient beter, zij verdient het beste. • Leren in verschilligheid, met aandacht voor het anders-zijn-van-de-ander, voor de eigen bewegingen van de ziel in de ander en hoe dit jezelf beweegt, vraagt een bijzondere expertise, maar vooral een geestelijke thuisbasis. • Krijgt de leraar voldoende ruimte om het taalspel van jongeren te versterken en de traditie te recontextualiseren? Vindt zij voldoende arbeidsvreugde?
5.1. De “Sternenweg” http://www.seekingsense.be/nl-whatsnew.html
(Bühne) Nieuwe gemeenschapsvorming door ICT? • (Grens) Nieuwe grensvragen? • (Perspectief) Nieuwe manier van thuiszijn in een particulier verhaal?
Besluit Zolang we blijven uitgaan van een strategie van “het GO moet bijdragen tot…” en dus van een functioneel perspectief op GO en religieuze educatie, doen we onrecht aan de eigen aard van het religieuze. Wanneer we loskomen van deze benadering, ontstaat er echt ruimte voor de “roeping” van de leraar godsdienst, namelijk jonge mensen helpen thuiskomen in hun levensverhaal. Te hoog gegrepen?