1 / 30

Agressie in de relatie patiënt/ cliënt - hulpverlener

Agressie in de relatie patiënt/ cliënt - hulpverlener. Peter Cruycke Patricia Houthoofd. 1. Begripsomschrijving. Eén van de bronnen van energie die het menselijk handelen mogelijk maakt (Schuur) “Vitaliteit” - “Levensenergie” Kenmerken van agressie: Er is een overschrijding van de norm

reed
Download Presentation

Agressie in de relatie patiënt/ cliënt - hulpverlener

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Agressie in de relatie patiënt/ cliënt - hulpverlener Peter Cruycke Patricia Houthoofd

  2. 1. Begripsomschrijving • Eén van de bronnen van energie die het menselijk handelen mogelijk maakt (Schuur) • “Vitaliteit” - “Levensenergie” • Kenmerken van agressie: • Er is een overschrijding van de norm • Er wordt schade berokkend op materieel, fysisch of psychisch gebied • Het slachtoffer is niet akkoord met de gang van zaken

  3. 2.Verschil tussen agressie - geweld • Agressief gedrag: • Overschrijden of dreigen te overschrijden van grenzen, regels of waarden • Anderen of jezelf materiële, lichamelijke of psychische schade berokkenen • Niet per se bewust van de gevolgen en de effecten van het gedrag • Geweld: • Intentioneel en doordacht agressie gebruiken om een doel te bereiken

  4. 3. Referentiekader en context • Referentiekader bepaalt hoe je gedrag interpreteert • De context waarin je het gedrag ziet, beïnvloed de interpretatie

  5. 4. Etiologie • Oorzaken van agressie kunnen gegroepeerd worden in vier categorieën op een afdeling: • Patiënt- gerelateerde oorzaken • Personeel- gerelateerde oorzaken • Afdeling- gerelateerde oorzaken • Interactionele oorzaken

  6. Etiologie (2) • Patiënt- gerelateerde oorzaken= oorzaken eigen aan het individu en die zijn/ haar agressief gedrag mede kunnen veroorzaken of in de hand werken. • Biologische factoren: genetische predispositie, intelligentie, genderaspecten, leeftijd • Persoonsgebonden factoren • Psychische aandoening

  7. Etiologie (3) • Personeel - gerelateerde oorzaken: • Aanwijzing dat hoe lager het niveau van opleiding, hoe groter het risico om betrokken te zijn bij agressie • Mannelijk personeel vaker het slachtoffer • Jongere personeelsleden lager risico op agressie, maar hoe lager de scholingsgraad, hoe groter de kans toch betrokken te worden. • Kenmerken van je team • Belang van goede communicatie, beschikbaar zijn, geven van psycho- educatie, samenwerken in het behandelplan met de patiënt, sterke vaardigheden in het klinisch beoordelen. • De wijze waarop incidenten beheerd worden, zijn een voorspeller tot andere agressie incidenten

  8. Etiologie (4) • Afdeling- gerelateerde oorzaken: • Aanwezigheid van het aantal verpleegkundigen en het voorkomen van agressie • De werkdruk bepaalt of je alert, paraat en aanspreekbaar bent voor je cliënten. Een hoge werkdruk houdt een risico in op agressie. • Tekort in het ontwerp van gebouwen, vooral tekort aan ruimtes • Omgevingsfactoren zoals privacy, toegang hebben tot private- open ruimtes • Afdelingsregels

  9. Etiologie (5) • Interactionele oorzaken = de interactie tussen personeel, de patiënt en de omgeving • Relatie tussen patiënten en personeel op de afdeling • Individuele kenmerken van patiënten, medewerkers, organisaties en de omgeving werken op elkaar in en beïnvloeden de kans op het ontstaan van een agressie incident.

  10. 5. Gevolgen van agressie • Voor de agressor: • Soms stopt de hulpverlening tijdelijk of zelfs definitief • Indien hulpverlening verder gaat is de relatie geschaad en moet die hersteld worden • Omgeving stigmatiseert de agressor door reacties ( negatief zelfbeeld) • Schuldgevoelens • Wanneer geen aandacht wordt gegeven aan de motieven van het gedrag, voelt de dader zich niet gehoord of onbegrepen • Soms juridische gevolgen

  11. Gevolgen van agressie (2) • Voor de medewerker: • Materiële schade • Fysieke schade • Psychisch en emotioneel leed ( stress, angst, onzekerheid) • Voor het team /de organisatie: • Personeel die zich machteloos en onveilig voelt • Toenemend personeelsverloop dat personeelsbeleid beïnvloedt • Financiële gevolgen door vernielingen, letsels en werkonbekwaamheid van medewerkers • Derden kunnen de organisatie onder druk zetten en ter verantwoording roepen, er kan op die manier een negatief beeld van de organisatie ontstaan

  12. 6. Hoe ontstaat een agressie incident? Risicofactoren i/d organisatie Agressie incident Risicofactoren bij medewerker Risicofactoren bij de agressor Gevolgen voor agressor Gevolgen voor medewerker Gevolgen voor organisatie

  13. Proces van terugval

  14. 7. Aanpak agressie • Agressie voorkomen • Ingrijpen bij agressie • Zorg voor de medewerker - de omgeving • Herstellen van de relatie

  15. 7a. Agressie voorkomen • Preventie = alle initiatieven die doelbewust en systematisch anticiperen op risicofactoren vb. het installeren van afdelingsregels. (Goris) • Nauwkeurige omschrijving van het probleem: • Observeer het probleem met vb. observatielijst SOAS-R ( opsporen risicofactoren) • Analyseren van risicofactoren • Risico analyse om acties te evalueren • Vroegsignalering (ERM)

  16. Vroegsignalering • Doel is potentieel agressief gedrag vroegtijdig herkennen en escalatie tot effectief agressief gedrag voorkomen • Deze methode is gericht op het versterken van de therapeutische relatie op middellange termijn, en op het geven van handvaten aan de patiënt - cliënt om effectiever met zichzelf om te gaan.

  17. Vroegsignalering (2) • Binnen deze vroegsignalering wordt gewerkt met een signaleringplan. • De uitgangspunten voor het succesvol hiermee werken: • de belevingswereld van de cliënt - patiënt is het vertrekpunt • het signaleringsplan is een ‘plan op maat’ • het is een gezamenlijke activiteit van de cliënt - de hulpverlener en indien mogelijk het sociaal netwerk • het plan behoeft voortdurende bijstelling • de attitude van de hulpverlener is positief waarderend

  18. Vroegsignalering (3) • Fasen in de vroegsignalering: • De voorbereiding: introduceren werken met een signaleringsplan; kenmerken patiënt en sociaal netwerk; acties gericht op gunstige voorwaarden • De inventarisatie: Interview met de patiënt, met het sociaal netwerk, gegevens van de hulpverlening • Beschrijving van de vroege signalen op signaleringskaart: gedrag of beleving concreet en in ‘ik- vorm’ uitgaande van de volgende niveaus: • Niveau 1: de situatie is normaal/ stabiel • Niveau 2: het voorteken is licht tot matig aanwezig • Niveau 3: het voorteken is in ernstige mate aanwezig

  19. Vroegsignalering (4) • De monitoring: • Doel: het periodieke inschatten van de aan- of afwezigheid van de geïnventariseerde voortekenen • Wanneer één of meerdere vroege voortekenen in lichte/ matige of ernstige vorm aanwezig zijn handel dan conform de acties uit het signaleringsplan • De acties: • Doel: het formuleren van acties die uitgevoerd kunnen worden wanneer vroege voortekenen optreden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: • Acties die door de patiënt zelf uitgevoerd worden • Acties die door leden uit het sociaal netwerk uitgevoerd worden • Acties die door de hulpverlener worden uitgevoerd • Verspreiden van het signaleringsplan

  20. 7b. Ingrijpen bij agressie • Rekening houden met: • Patiënt = uniek • Fase waarin de crisis zit • Context waarin het incident zich afspeelt • Intensiteit en uitingsvorm van agressie

  21. Fase van crisis • Afhankelijk van de fase (volgens crisisontwikkelingsmodel) moet je bij het tussenkomen beroep doen op verschillende vaardigheden en strategieën.

  22. Fase 1: Gespannen toestand / angst • Signalen cliënt in crisis (mild - matig - hevig): • Stemverheffing ( stemwijziging) • Verhoogde motorische onrust • Horen (luisteren) • Passief verzet, boycot setting • Zelfvernedering, suïcidegedachten • Adrenaline staat in ‘startblokken’ • Optreden zorgverlener: • Overleg/ ruimte bieden: actief luisteren, ingaan op spanning, informeren, exploreren • Onderhandelen: suggereren/ argumenteren, afleiding bieden, regel aanpassen aan situatie, steunen, oplossing aanbieden

  23. Fase 2: Reëel gevaar voor controleverlies / angst • Signalen cliënt in crisis (mild - matig - hevig): • Stemverheffing (stemwijziging) ++ • Verbale agressie • (horen), ((luisteren)) • Hevige motorische onrust • Adrenaline + • Optreden zorgverlener: • Grenzen stellen / onderhandelen: begrenzingtechniek, waarschuwen, schetsen van consequenties, duidelijk grenzen aangeven, goed gedrag positief bekrachtigen, bijsturen

  24. Fase 3: Controleverlies / angst • Signalen cliënt in crisis (hevig - paniek): • Stemverheffing (stemwijziging) +++ • Hevige motorische onrust • ((horen)) • Destructie materiaal • Zelfvernedering, automutilatie, suïcidepoging • Adrenaline ++ • Optreden zorgverlener: • Bewegingsvrijheid beperken ( onderhandelen/ overtuigen): verhoogd toezicht, beperking in vrijheden, naar kamer- time-out ruimte sturen)

  25. Fase 4: Reëel gevaar voor zichzelf/ anderen / Angst • Signalen cliënt in crisis (hevig - paniek): • Automutilatie • Vechten, slaan, stampen • Adrenaline +++ • Optreden zorgverlener: • Toepassen maatregelen en middelen (afdwingen): afzonderen (isolatieruimte), gebruik van medicatie, fysieke controle

  26. Fase 5: Terug controle • Signalen cliënt: • Er zijn vragen m.b.t. het gebeurde$ • Motorische onrust nihil • Horen en luisteren • Stem genormaliseerd • Adrenalinepeil genormaliseerd • Optreden zorgverlener: • “ er zijn” • Regelmatige gesprekken aangaan • Laten verduidelijken van gevoelens • Afspraken maken

  27. Fase 6: Postcrisis - depressiefase • Signalen cliënt: • Productie van noradrenaline • Lichamelijke en psychische vermoeidheid/ uitputting door fysiologische veranderingen • Agressor ervaart een leeg gevoel • Agressor kan een gevoel van schuld of schaamte ervaren • Zorgverlener: • Begeleider komt stilaan tot rust • Lichamelijke en psychische vermoeidheid/ uitputting door fysiologische veranderingen • Pogingen om het gebeurde te begrijpen • Belevingen van het gebeurde worden naar voor gebracht

  28. 7c. Zorg voor de medewerker - omgeving • Recht op opvang en nazorg • Erkennen in mogelijke schade • Bijstand om ervaring te verwerken • Opvang doe je best onmiddellijk na de traumatische ervaring: • Wees er voor de ander, geef ventilatieruimte • Zeg en vraag weinig • Normaliseer de gevoelens van het slachtoffer • Ga na waar de ander behoefte aan heeft • Zorg voor eventuele EHBO • Zorg ervoor dat de eerste disciplinaire stappen worden gezet ten aanzien van de dader

  29. 7d. Herstellen van de relatie • Herstel = dader en slachtoffer gaan vanuit een oprechte en doorleefde wil met elkaar in communicatie • Nadenken over enkele aandachtspunten: • Op welke manier en via welke weg moet de communicatie georganiseerd worden? • Moet er een derde neutrale partij bij betrokken worden? • Kan de hulpverlening verder gezet worden ook als de dader niet wil deelnemen aan de herstelprocedure?

  30. Einde deel 1 Bedankt voor de aandacht

More Related