1 / 15

Oriëntatie op Communicatie- en Informatiewetenschappen Hoorcollege 2

Oriëntatie op Communicatie- en Informatiewetenschappen Hoorcollege 2. Overzicht Hoorcollege 2. Communicatie in organisaties roddel en humor Samenhang (coherentie en cohesie) cohesieve middelen, tekstuele inferenties Communicatie als samenwerking Gricean maxims, implicatures.

sani
Download Presentation

Oriëntatie op Communicatie- en Informatiewetenschappen Hoorcollege 2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Oriëntatie op Communicatie- en InformatiewetenschappenHoorcollege 2

  2. Overzicht Hoorcollege 2 • Communicatie in organisaties roddel en humor • Samenhang (coherentie en cohesie) cohesieve middelen, tekstuele inferenties • Communicatie als samenwerking Gricean maxims, implicatures

  3. Language in the Workplace • Website van het LWP project aan de Victoria University of Wellington: http://www.vuw.ac.nz/lals/lwp/ • Holmes, Janet & Meredith Marra (2002). Having a laugh at work: How humour contributes to workplace culture. Journal of Pragmatics 34: 1683-1710. • Holmes, Janet & Maria Stubbe (2003). Power and Politeness in the Workplace. London: Longman.

  4. Roddel in Organisaties • Iterson, A. van & S. Soeters (2002). Roddel op de werkvloer: bind- en machtsmiddel. (Verkorte versie van een hoofdstuk uit 'The Civilised Organisation’.) http://www.managementsite.net/content/articles/398/398.asp • Iterson, A. van, W. Mastenbroek, T. Newton & D. Smith (2002). The civilised organisation. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins. • Bergmann, J. (1987), Discreet Indiscretions: The Social Organization of Gossip. New York: Walter de Gruyter.

  5. Cohesie (Halliday & Hasan) cohesieve middelen = elementen die verwijzen naar een ander element in de tekst • anaforen (voornaamwoorden, bepaald lidwoord) • connectieven (voegwoorden, bijwoorden) • lexicale cohesie (herhaling)

  6. Tekstuele inferenties 1:‘bridging inferences’ Jan haalde de picknickspullen uit de auto. Het bier was warm. Inferentie: ‘het bier’ zat met de picknickspullen in de auto The baby cried. The mommy picked it up. Inferentie: ‘the mommy’ is de moeder van de baby en ze neemt hem op omdat die huilt

  7. Tekstuele inferenties 2:‘scripts’ en plannen Jan had honger. Hij surfde naar de telecom-website en zocht het nummer van zijn favoriete Chinees. Benodigde ‘script’-kennis om dit tekstje te begrijpen: • eten telefonisch bestellen, bijv. bij Chinese restaurants • telefoonnummers op het Web vinden Benodigde kennis over plannen van personages (o.m.) • wie honger heeft, zal iets doen om aan eten te komen • om iets van iemand te krijgen, moet je eerst in contact komen, ….

  8. Context en Coherentie A: Ik heb een 14-jarige zoon, B: Da’s prima. A: en ik heb ook een hond. B: O, ‘t spijt me. Harvey Sacks

  9. Enkele interpretaties van“Weet jij hoe laat het is?” verzoek“Zeg mij hoe laat het is.” voorstel “Laten we maar gauw naar huis gaan.” verwijt “Je bent te laat!” argument “[Je mag nu niet meer naar buiten.] Het is te laat.” vraag “Kun jij de klok al lezen?”

  10. Samenwerkingsbeginsel H. Paul Grice (1975) Maak je gespreksbijdrage zo dat die, op de plaats waar je hem uit, voldoet aan de (impliciet of expliciet) overeengekomen doelen van het gesprek waaraan je deelneemt.

  11. Zeggen en impliceren A: I'm out of petrol. B: There is a garage around the corner. A zegt iets over benzine (“I” is de auto !) en impliceert een vraag naar een benzinestation B zegt iets over een benzinestation en impliceert dat zijn informatie een oplossing biedt (dus o.m. dat het benzinestation naar zijn beste weten open is)

  12. De “Gricean conversational maxims” (J.Paul Grice 1975) Maxim of quantity zeg niet te weinig en niet te veel Maxim of quality zeg niets waarvan je zelf denkt of weet dat het onjuist is of waarvoor je geen onderbouwing hebt Maxim of relation wees relevant Maxim of manner vermijd “obscuur”, onduidelijk taalgebruik vermijd ambiguïteit vermijd onnodig uitwijden (“be brief”) wees ordelijk

  13. Inferenties m.b.v. de maximes 1. De betekenis van en John werd erg ziek en moest lang in het ziekenhuis liggen. John moest lang in het ziekenhuis liggen en werd erg ziek. 2. De betekenis van telwoorden a. Kim heeft drie katten. B. Als je 18 bent, mag je stemmen bij de verkiezingen.

  14. ‘Flouting implicature’ (Grice)(implicature door bewuste schending van een maxime) A flouting implicature is a conversational implicature based on an addressee’s assumption that the speaker is deliberately breaking (flouting) a conversational maxim while still being cooperative. A: Let's get the kids something. B: Okay, but I veto I-C-E C-R-E-A-M-S.

  15. Meer voorbeelden van ‘flouting’ (‘schendingen’) van de maximes 1. A: Is Marijke thuis? B: Ik heb boven iemand heel verkeerd horen zingen. 2. Miss Singer produced a series of sounds corresponding closely to the score of an aria from Rigoletto.

More Related