380 likes | 594 Views
Woningfinanciering een inleiding. Hoofdstuk 10. De fiscus en de eigen woning. De belastingaangifte. Het boxenstelsel. Het belastbaar inkomen uit werk en woning. Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De standaardheffingskorting.
E N D
Woningfinancieringeen inleiding Hoofdstuk 10
De fiscus en de eigen woning De belastingaangifte Het boxenstelsel Het belastbaar inkomen uit werk en woning Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen De standaardheffingskorting Het fiscaal partnerschap De bijleenregeling hoofdstuk 10
De belastingaangifte • Maandelijkse voorheffing door werkgever / uitkeringsinstantie • Loonbelasting + premies volksverzekeringen • Houd rekening met alle bekende zaken • Algemene heffingskorting en arbeidskorting • Auto van de zaak • Houd geen rekening met onbekende zaken, bijvoorbeeld als gevolg van eigenwoningbezit • Bijtelling van eigenwoningforfait • Aftrek van betaalde hypotheekrente hoofdstuk 10
De belastingaangifte • Gevolg: noodzaak tot jaarlijkse persoonlijke aangifte van inkomstenbelasting • Verrekening met voorheffing • Indien mogelijk en gewenst is maandelijkse voorlopige teruggaaf mogelijk hoofdstuk 10
Het boxenstelsel • Wet inkomstenbelasting 2001 • Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning • progressief tarief tot 52% • Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang • proportioneel tarief van 25% • Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen • proportioneel tarief van 30% hoofdstuk 10
Het belastingtarief in box 1 (2009) hoofdstuk 10
Berekening van de totaal verschuldigde belasting hoofdstuk 10
Het belastbaar inkomen uit werk en inkomen hoofdstuk 10
De belastbare inkomsten uit eigen woning • Begrip eigen woning in Wet IB 2001 (zie art. 3:111) hoofdstuk 10
Het eigenwoningforfait (ewf) • Bijtelling bij inkomen voor eigenaar van woning • niet voor huurder • percentage van de WOZ-waarde WOZ-waarde > € 1.010.000 ewf = € 5.555 + 0,80% van waarde boven € 1.010.000 (sinds 1 januari 2010) hoofdstuk 10
Tijdelijk verhuur van de eigen woning • Voor periode van verhuur geldt een bijtelling van 75% van huur i.p.v. eigenwoningforfait (art. 3:113 Wet IB 2001) • Vanaf 1 januari 2010 is de bijtelling 70% • Kamerverhuur (art. 3:114 Wet IB 2001) • Onder voorwaarden: kamerverhuurvrijstelling • 100% bijtelling eigenwoningforfait hoofdstuk 10
Belastbaar voordeel uit KEW, SEW of BEW • Belastingvrij ‘sparen’ in box 1 • Uitzondering op algemene regel • Belangrijkste voorwaarden: • Bij erkende instelling • Looptijd < 30 jaar • Uitkering / deblokkade dient ter aflossing van eigenwoningschuld • > 15 jaar betaling van premies / stortingen • behalve bij eerder overlijden • Jaarlijkse betalingen binnen bandbreedte 1 : 10 hoofdstuk 10
Belastbaar voordeel uit KEW, SEW of BEW • Voordeel = rente- of rendementsbestanddeel op moment van uitkering resp. deblokkering = verschil tussen uitkering en som van betaalde premies resp. gestorte bedragen • Vrijstelling (2009): • 33.500 euro bij 15 t/m 19 jaar betaling van premies of bedragen • 147.500 euro bij > 20 jaar betaling van premies of bedragen of bij eerder overlijden • Partners mogen vrijstellingen bij elkaar optellen • Jaarlijkse indexatie hoofdstuk 10
Belastbaar voordeel uit KEW, SEW of BEW • Vrijstelling • Mits aan alle voorwaarden wordt voldaan • Bij eerder overlijden: • Eigenwoningschuld hoeft niet te worden afgelost • Verhoging van vrijstelling langstlevende met maximaal de vrijstelling van overleden partner • Nooit hoger dan eigenwoningschuld • Slechts eenmaal in leven recht op vrijstelling • Doorschuiven naar toekomst van eventueel niet gebruikt restantvrijstelling hoofdstuk 10
Belastbaar voordeel uit KEW, SEW of BEW • Uitkering of vrijgekomen bedrag > vrijstelling meerdere wordt belast via de saldomethode • U = uitkering / vrijgekomen bedrag • V = vrijstelling • S = rente-/rendementsbestanddeel hoofdstuk 10
Aftrekbare kosten eigen woning hoofdstuk 10
De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld • Als eigenwoningforfait > aftrekbare kosten • Extra aftrekpost ter grootte van het verschil • Sinds 1 januari 2005 • Art. 3:123a Wet IB 2001 (Hillen) hoofdstuk 10
De persoonsgebonden aftrek (PA) • Volgorde: Box 1, Box 3, Box 2, PA volgend jaar hoofdstuk 10
Aftrek i.v.m. uitgaven voor monumentenpanden • Rijksmonumentenpand is eigen woning: hoofdstuk 10
Aftrek i.v.m. uitgaven voor monumentenpanden • Rijksmonumentenpand is geen eigen woning: hoofdstuk 10
Tabel bruto-eigenwoningforfait hoofdstuk 10
Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang • Bezit > 5% van de aandelen van een bedrijf • Tarief: 25% hoofdstuk 10
Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen • Rendementsgrondslag = waarde bezittingen -/- waarde schulden • Schuld telt alleen mee voor zover > € 2.900 (in 2009) • € 5.800 bij fiscale partners • Waarde eigen woning telt niet mee (box 1!) • Waarde tweede woning of vakantiewoning telt wel mee • Gemiddelde rendementsgrondslag is het gemiddelde van rendementsgrondslagen op 1 januari en 31 december hoofdstuk 10
Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen • Heffingvrij vermogen: • € 20.661 per persoon • € 41.322 voor fiscale partners • € 2.762 per minderjarig kind • Het voordeel uit sparen en beleggen is gelijk aan 4% forfaitair rendement van de gemiddelde rendementsgrondslag, verminderd met het heffingvrij vermogen hoofdstuk 10
Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen • Tarief: 30% hoofdstuk 10
De standaardheffingskorting hoofdstuk 10
De algemene heffingskorting (2009) • Wordt bij loonheffing al rekening mee gehouden • Ook bestemd voor partner met weinig of geen inkomen hoofdstuk 10
De arbeidskorting (2009) • Alleen voor werkenden • Afhankelijk van • Arbeidskortingsgrondslag (akg) • Leeftijd • Arbeidskorting = A + B – C • A = percentage akg tot bepaald maximum • B = percentage akg voor zover akg > 8.859 • C = percentage akg voor zover akg > 42.509 tot bepaald maximum • A + B kent leeftijdsafhankelijk maximum hoofdstuk 10
De arbeidskorting (2009) hoofdstuk 10
Het fiscaal partnerschap • Fiscale partners mogen naar eigen inzicht onderling verdelen: • De belastbare inkomsten uit de eigen woning • Het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met persoonsgebonden aftrek • De persoonsgebonden aftrek • De gemeenschappelijke bestanddelen van de rendementsgrondslag • Voordeel: minder belastingheffing bij gunstige verdeling hoofdstuk 10
Het fiscaal partnerschap • Wie zijn fiscale partners? • Niet duurzaam gescheiden echtgenoten • Geregistreerde partners • Ongehuwd samenwonenden, mits • beiden meerderjarig • in kalenderjaar > 6 maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en op hetzelfde adres zijn ingeschreven in basisadministratie persoonsgegevens • er voor kiezen (keuze mag jaarlijks veranderen) hoofdstuk 10
De bijleenregeling • Simpel gezegd: • Rente is volledig fiscaal aftrekbaar als wordt bijgeleend tot maximaal het verschil van de aankoopprijs (+ aankoopkosten) van de nieuwe woning en de nettoverkoopopbrengst van de oude woning • Als meer wordt geleend is over het meerdere de rente niet aftrekbaar hoofdstuk 10
De bijleenregeling: terminologie • Eigenwoningschuld: • Schuld aangegaan voor aankoop, verbouwing of onderhoud van de eigen woning en afkoop erfpachtcanon of retributie • < Schuld -/- eigenwoningreserve • Alleen rente over eigenwoningschuld is fiscaal aftrekbaar hoofdstuk 10
De bijleenregeling: terminologie • Vervreemdingssaldo: • = Netto-overwaarde • = Nettoverkoopopbrengst -/- eigenwoningschuld verkochte woning • Eigenwoningreserve: • Bedrag waarvoor geen eigenwoningschuld kan worden aangegaan bij aankoop van andere woning • = Oude woningreserve + vervreemdingssaldo hoofdstuk 10
De bijleenregeling hoofdstuk 10
De bijleenregeling hoofdstuk 10
De bijleenregeling • Vijf jaar na verkoop van eigen woning vervalt de eigenwoningreserve (art. 3:119a lid 6 Wet IB 2001) • Sinds 1 januari 2010 al na drie jaar • De goedkoperwonenregeling is per 1 januari 2010 vervallen • Alleen de rente over de nieuwe eigenwoningschuld is fiscaal aftrekbaar hoofdstuk 10
De bijleenregeling • Gemengde lening • Kan gevolg zijn van bijleenregeling • Vermindert leencapaciteit bij NHG hoofdstuk 10