220 likes | 356 Views
Woningfinanciering een inleiding. Hoofdstuk 11. De bruto- en nettolasten bij diverse hypotheekvormen. De brutowoonlast. De nettowoonlast. De brutofinancieringslast. De nettofinancieringslast. Vergelijking van hypotheekvormen. De brutowoonlast.
E N D
Woningfinancieringeen inleiding Hoofdstuk 11
De bruto- en nettolasten bij diverse hypotheekvormen De brutowoonlast De nettowoonlast De brutofinancieringslast De nettofinancieringslast Vergelijking van hypotheekvormen hoofdstuk 11
De brutowoonlast • Totaalbedrag aan woonlasten voor de woning per periode • Niet de kosten die een huurder ook zou maken hoofdstuk 11
De nettowoonlast • Brutowoonlast verminderd met het belastingvoordeel • Op basis van de grondslag voor de nettowoonlast • Negatieve grondslag belastingvoordeel hoofdstuk 11
Voorbeeld • Kees is geheel 2009 eigenaar van een monumentaal pand. Bereken voor Kees de maandelijkse nettowoonlast. Gegevens 2009: hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • Belastingvoordeel: (57.700 -/- 54.776) × 52% + (54.776 -/- 40.700) × 42% = 7.432 euro • Netto woonlast per maand: 13.627 / 12 = 1.136 euro hoofdstuk 11
De brutofinancieringslast • Alle betalingen als gevolg van de hypothecaire lening hoofdstuk 11
De nettofinancieringslast • Brutofinancieringslast verminderd met het belastingvoordeel • Op basis van de grondslag voor de nettofinancieringslast • Negatieve grondslag belastingvoordeel • Voor correcte bepaling van belastingvoordeel ook rekening houden met andere bijtel- en aftrekposten • Zie voorbeeld op pagina 251 van het boek hoofdstuk 11
Grondslag voor de nettofinancieringslast hoofdstuk 11
Voorbeeld Uitgangspunten: Gevraagd: bruto- en nettofinancieringslast in maand 1, maand 7 en maand 8 hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • Aflossing: € 288.000 / 360 = € 800 per maand • Rente maand 1: 6% / 12 × € 288.000 = € 1.440 • Rentedaling: 6% / 12 × € 800 = € 4 per maand hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • In 2009: • Ewf = 0,55% × € 240.000 × 7 / 12 = € 770 • Gem. rente per maand = € 1.428 • Totale rente = 7 × € 1.428 = € 9.996 hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • Belastingvoordeel in 2009: (57.000 -/- 54.776) × 52% + (54.776 -/- 43.784) × 42% = 5.773,12 euro 43,6828% van de grondslag • Belastingvoordeel juni 2009 (maand 1): • Belastingvoordeel december 2009 (maand 7): hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • In 2010 • Ewf = 0,55% × € 240.000 = € 1.320 • Uitgangspunt: WOZ-waarde in 2009 • Gem. rente per maand = € 1.390 • Totale rente = 12 × € 1.390 = € 16.680 hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld • Belastingvoordeel in 2010: • Uitgangspunt: tarieven en omstandigheden van 2009 (57.000 -/- 54.776) × 52% + (54.776 -/- 41.640) × 42% = 6.673,60 euro 43,4479% van de grondslag • Belastingvoordeel januari 2010 (maand 8): hoofdstuk 11
Uitwerking voorbeeld hoofdstuk 11
Vergelijking van hypotheekvormen • Uitgangspunten als in voorbeeld • Alleen hoogte van risicopremies verschillen lichtelijk hoofdstuk 11
Vergelijking van hypotheekvormen • Constante lasten behalve bij lineair • Aflossingsvrij is niet de goedkoopste! • Annuïteit en spaar zijn bruto even duur • Maar niet netto! hoofdstuk 11
Vergelijking van hypotheekvormen • Stijging van nettolasten na 7 maanden (jaar 1) • Aflossingsvrij ook nu niet de goedkoopste! • Flink verschil tussen annuïteit en spaar • Verschillen in laatste jaar door • Slechts 5 maanden groter deel aftrekbaar tegen 52% • Aftrekpost wegens geen of geringe eigenwoningschuld hoofdstuk 11