360 likes | 787 Views
Maarten Cuijpers. Didactische structuren. Mix en ruil Mix en koppel Laat zien Schud en pak. Binnen/buitenkring Tafelrondje per tweetal Tweegesprek op tijd Tweetal coach Tweepraat Tweevergelijk Zoek de valse Zoek iemand die Genummerde koppen bij elkaar In de rij Beroemdheid
E N D
Maarten Cuijpers Didactische structuren • Mix en ruil • Mix en koppel • Laat zien • Schud en pak Binnen/buitenkring Tafelrondje per tweetal Tweegesprek op tijd Tweetal coach Tweepraat Tweevergelijk Zoek de valse Zoek iemand die Genummerde koppen bij elkaar In de rij Beroemdheid Mix tweetal gesprek Beurtgooi
Binnen/buitenkring • De leerlingen maken twee kringen, met de gezichten naar elkaar. • In elk tweetal praat één leerling. • Er wordt gewisseld (op teken). • Er wordt doorgedraaid op teken van de leerkracht. • Opnieuw stap 3-4-5.
Tafelrondje per tweetal • Ieder tweetal heeft een papier en pen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. • De eerste leerling schrijft één van zijn antwoorden op. • Daarna schrijft de andere leerling. • Opnieuw stap 3-4.
Tweegesprek op tijd • De leerkracht geeft een opdracht. • Denktijd. • A vertelt, B luistert. • B vat samen of geeft positieve reactie. • B vertelt, A luistert. • A vat samen of geeft positieve reactie.
Tweetal coach • De leerlingen werken in tweetallen. • A maakt opdr.1, B kijkt mee en coacht. • B maakt opdr.1, A kijkt mee en coacht. • Telkens opnieuw stap 2-3.
Tweepraat • De leerlingen werken in tweetallen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere korte antwoorden mogelijk zijn. • Denktijd. • De leerlingen geven om de beurt een antwoord (mondeling).
Tweevergelijk • Er wordt gewerkt in tweetallen. • De leerkracht geeft een opdracht. • Schoudermaatjes noemen om de beurt een antwoord en noteren het allebei op het werkblad. • Twee tweetallen vergelijken hun antwoorden en noemen om de beurt een antwoord. • De nieuwe antwoorden worden opgeschreven. klik hier voor het werkblad
terug naar de uitleg
Zoek de valse • De leerkracht laat de leerlingen over een onderwerp drie beweringen opschrijven.(twee waarheden en één valse) • De eerste leerling leest zijn beweringen voor. • De andere leerlingen noteren de valse. • De groep bespreekt de antwoorden en de kinderen moeten het eens worden. • De groep raadt en viert. • Stap 2-3-4 totdat iedereen is geweest.
Zoek iemand die • Iedereen loopt met het werkblad door de klas en zoekt een andere leerling. • De ene leerling stelt een vraag van het werkblad, de andere probeert antwoord te geven. Lukt dit, dan schrijft de leerling het antwoord op. • De andere leerling checkt het antwoord en schrijft zijn eigen naam erbij. • Vervolgens wisselen de rollen. • Klaar: Zoek iemand anders die…(stap 2-3-4)
Genummerde koppen bij elkaar • De leerlingen tellen af (of zijn genummerd). • De leerkracht stelt een vraag en geeft bedenktijd. • De leerlingen schrijven elk het antwoord op. • De leerlingen staan op en steken de koppen bij elkaar. • De leerlingen gaan zitten wanneer iedereen het antwoord weet. • De leerkracht noemt een nummer. • De leerlingen met dat nummer geven elk het antwoord dat ze hebben opgeschreven. • Herhalen stap 2 t/m 7.
In de rij • De leerkracht geeft een opdracht waarmee een rij gevormd kan worden (eventueel met kaartjes). • De kinderen vormen een rij. • De leerkracht controleert of de rij goed gevormd is.
Beroemdheid • De leerlingen schrijven elk op een los blaadje drie vragen (Wat wil je weten?). • De leerlingen tellen af (of zijn genummerd). • De leerkracht kiest welk nummer begint. • De gekozen beroemdheid gaat staan en geeft in één minuut antwoord op één of meer vragen. • Na één minuut bedanken de teamleden de beroemdheid met een groot applaus. • Herhalen van stap 3-4-5, totdat alle leerlingen een beroemdheid zijn geweest.
Mix tweetal gesprek • De leerlingen lopen rond op muziek. • Wanneer de muziek stopt worden tweetallen gevormd. • De leerkracht geeft een opdracht. • Denktijd. • Leerling A vertelt en B vat samen. • Leerling B vertelt en A vat samen. • Herhalen stap 1 t/m 6.
Beurtgooi • De leerlingen maken één of meerdere kringen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere korte antwoorden mogelijk zijn. • De leerling met het pittenzakje geeft het eerste antwoord en gooit het pittenzakje naar een andere leerling. • Deze leerling geeft een antwoord en gooit het pittenzakje weer naar een andere leerling. • Herhalen van gooien en antwoorden.
Mix en ruil • Alle leerlingen krijgen een kaartje. • Iedere leerling zoekt een partner. • A stelt de vraag, B antwoordt. • A coacht of prijst. • B stelt de vraag, A antwoordt. • B coacht of prijst. • Ruil de kaartjes. • Maak een ander koppel en herhaal stap 1 t/m 8.
Mix en koppel • Alle leerlingen krijgen een kaart. • Iedere leerling zoekt een partner. • A stelt een vraag die past bij de kaart, B antwoordt. • A coacht of prijst. • B stelt een vraag die past bij de kaart, A antwoordt. • B coacht of prijst. • Ruil de kaartjes. • Maak een ander koppel en herhaal stap 1 t/m 8. • De leerkracht geeft een stopteken. • De leerlingen zoeken snel de partner met de passende kaart.
Laat zien • De groepsleider pakt het bovenste kaartje van de stapel en leest de opdracht voor. • Iedereen schrijft het antwoord op. • Geef aan wanneer je klaar bent (pen neerleggen). • De groepsleider zegt: “Laat zien”. • De groepsleider controleert, coacht en viert met het team. • De volgende speler is nu groepsleider. • Herhaal stap 1 t/m 6.
Schud en pak • Elk team heeft een set met vragenkaarten. • Leerling 1 schudt de kaarten. • Leerling 2 trekt een kaart en leest voor. • Leerling 3 geeft antwoord. • Leerling 4 vat samen. • Nu krijgt leerling 2 de kaarten, leerling 3 trekt een kaart, enz.