360 likes | 921 Views
Diagnostiek van zelfconcept. Karine Verschueren Centrum voor Schoolpsychologie K. U. Leuven Gebaseerd op Verschueren & Gadeyne (2007) Hoofdstuk 9: Zelfconcept. Belang diagnostiek zelfconcept?. Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring, behandeling
E N D
Diagnostiek van zelfconcept Karine Verschueren Centrum voor Schoolpsychologie K. U. Leuven Gebaseerd op Verschueren & Gadeyne (2007) Hoofdstuk 9: Zelfconcept
Belang diagnostiek zelfconcept? • Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring, behandeling • Diagnostische vraag na herkadering of verbreding van aanvankelijke hulpvraag • Deel van classificerend onderzoek naar depressie/internaliserende problematiek • Ook bij andere problemen: verheldering van (zelf)beleving kind/jongere
Zelfconcept • Zelfconcept = verzameling van zelfevaluaties • m.b.t. eigen functioneren op specifieke domeinen (= “domeinspecifieke competentiebelevingen”) • m.b.t. eigen persoon in het algemeen (“globale zelfwaardering”, “zelfwaardegevoel”, “gevoel van eigenwaarde”) • al dan niet hiërarchisch opgevat
Hiërarchische modellen van zelfconcept Algemeen zelfconcept Academisch Niet-academisch sociaal uiterlijk … wiskunde taal …
Globale zelfwaardering • Meest cruciale onderdeel van zelfconcept • Neigt naar stabiliteit • Geen optelsom van domeinspecifieke competentiebelevingen => best apart meten
Globale zelfwaardering en determinanten • Wel voorspeld door: • Competentiebelevingen • vooral op domeinen van belang • reële competentie + standaard/groep waarmee men zich vergelijkt • Aanvaarding door significante anderen (ouders, leeftijdgenoten, vrienden, leerkrachten, …)
Ontwikkeling van zelfconcept • Toenemende mate van differentiatie • meer domeinen en minder sterke samenhang tussen domeinen • Toenemende mate van integratie • van eerder losse ideeën naar intern consistentie “theorie” over zichzelf • Toenemende accuraatheid • Jonge kinderen zijn geneigd eigen competenties te overschatten door • verwarring wens-realiteit • gebrek aan sociale vergelijking • lovende uitspraken nabije omgeving • adaptief
Ontwikkeling van zelfconcept • Toenemende mate van zelfreflectie • Bewuste reflectie op of “meta-theorie” van zichzelf • Gevolgen voor passende interventies ! • Globaal zelfwaardegevoel ? • Wel rudimentair zelfwaardegevoel • Maar moeilijker te achterhalen => leeftijdsaangepaste methoden
Gevolgen van zelfconcept • Lage zelfwaardering verhoogt de kwetsbaarheid voor latere problemen op emotioneel, sociaal en academisch vlak • Prospectieve studies (DuBois & Flay, 2004) • Interventieonderzoek (meta-analyse Haney & Durlak, 1998)
Gevolgen van zelfconcept • Echter recent: Hoge niveaus van zelfwaardering nietvoldoende voor aangepaste ontwikkeling • Andere relevante vragen: • Waaraan ontleent iemand zijn zelfwaardegevoel (‘contingenties’)? • Hoe sterk schommelen zelfwaardegevoelens? kwetsbaarheidsfactoren
Verband zelfconcept – externaliserend probleemgedrag • Verwachting: negatieve feedback van omgeving verlaagde zelfwaardering • Doch: geen eenduidige verbanden bij ernstig probleemgedrag • Verklaring: Externe attribuering van problemen als zelfbeschermingsmechanisme tegen overvloedige negatieve feedback • Problemen spelen vooral mee in directe zelfrapporteringen aanvullen met: spontane zelfevaluaties zoals geuit in diagnostisch interview, dagelijkse leefsituatie, vrije zelfbeschrijvingen (opstel, zinaanvultest), ...
Verband tussen academisch zelfconcept en schoolse prestaties • Wederkerige beïnvloeding tussen • Schoolse prestaties (‘skill development model’) • Academisch zelfconcept (‘self-enhancement model’) Schoolse prestaties Academisch zelfconcept
Academisch zelfconcept • Ook onderwijsgebonden contextkenmerken hebben impact op ontwikkeling van academisch zelfconcept • Houding van leerkracht t.a.v. kind • ‘Big-Fish-Little-Pond’ Effect individuele prestatieniveau acad. zelfconcept groepsprestatieniveau + -
Diagnostische implicaties • Belang van periodieke, preventieve screening in onderwijs • Individueel diagnostisch onderzoek: Vragen i.v.m. zelfconcept: diverse plaatsen in diagnostische proces • Bij aanmelding • Bij formuleren van diagnostische vraagstellingen door diagnosticus en cliënt • Bij zoeken naar verklaringen voor problemen op andere domeinen van functioneren • Aard onderzoek: onderkennend, verklarend of indicerend
Aandachtspunten intake- en strategiefase • Intakegesprek met ouders/leerkrachten/jongere: verbale en niet-verbale uitingen van lage zelfwaardering • Multidimensionele aard: eerste inschatting van specifieke domeinen waarop het kind/de jongere zichzelf laag inschat indicatie van aard, maar ook van ernst/uitgebreidheid van problematiek + positieve kenmerken • Contingenties en schommelingen
Aandachtspunten intake- en strategiefase • Zoeken naar mogelijke verklaringen voor lage zelfwaardering • Laag schools of academisch zelfconcept Leerprestaties en cognitief functioneren? Negatief uitvallende vergelijking met andere kinderen? Hoge eisen of (impliciete) verwachtingen van ouders en school? Belang? Attributiestijl? • Lage algemene zelfwaardering Opvoedingsklimaat? Houding leerkracht? Aanvaarding leeftijdgenoten? Succeservaringen op minstens een aantal domeinen? Belang? Op basis van verzamelde informatie: Is gericht onderzoek naar zelfbeleving en beïnvloedende factoren nodig?
Aanbevelingen onderzoeksfase • Gebruik verschillende soorten instrumenten en bevragingswijzen convergenties en discrepanties • Houd rekening met de ontwikkelingsfase van het kind • Bijv. til niet te zwaar aan tegenstrijdige uitspraken van jonge kinderen over zichzelf, maar wel aan negatieve uitlatingen • Vergelijk oordeel kind/jongere met het feitelijke functioneren over- of onderschatting of juiste inschatting?
Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Susan Harter en Herbert Marsh: systeem van aansluitende vragenlijsten vanaf kleutertijd tot volwassenheid • Marsh: Self-Description Questionnaire-I, -II, -III • Gebaseerd op hiërarchisch zelfconceptmodel van Shavelson • Gedifferentieerde meting van academische zelfconcept (lezen, rekenen, algemeen school) • Zeer goed onderbouwd door empirisch onderzoek • Nederlandse vertalingen (van Simons et al.), maar (nog) geen normering
Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Harter: Self-Perception Profile for Children; Self-Perception Profile for Adolescents • Meest bekend in Nederlandse taalgebied • Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK, Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Ten Brink, 1997) • Nederlandse en Vlaamse basisschoolkinderen 8 – 12 jaar • Gevoel van eigenwaarde + schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, gedragshouding en fysieke verschijning • Gestructureerde itemvorm om sociaal wenselijk en instemmend antwoorden tegen te gaan • Psychometrische kwaliteiten volgens COTAN voldoende tot goed, behalve criteriumvaliditeit
Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Competentiebelevingsschaal voor Adolescenten (CBSA, Treffers, Goedhart, Veerman, Van den Bergh, Ackaert, & De Rycke, 2002) • Nederlandse en Vlaamse jongeren 12 – 18 jaar • Idem als CBSK + ‘hechte vriendschap’ • Zelfde psychometrische kwaliteiten als CBSK volgens COTAN • Vlaamse normen gebaseerd op computergestuurde afname test
Anderezelfrapportagelijsten • Vragenlijsten die subschaal zelfconcept bevatten, maar ruimere meetpretentie hebben, bijv. Schoolvragenlijst (Smits & Vorst, 1982) • Vragenlijsten voor contingente zelfwaardering (Janssen en Vonk, 2005) • Bv. “Als ik slechte prestaties lever, daalt mijn gevoel van eigenwaarde”
Anderediagnostische middelen • Spontane zelfevaluaties tijdens diagnostisch gesprek of vrije zelfbeschrijvingen tijdens zinaanvultest • Observaties van gedragsmatige uitingen van zelfwaardering • Bv. weinig initiatief nemen; veel hulp, raad of bevestiging vragen; lage doelen stellen; uitdagingen uit de weg gaan; gemakkelijk opgeven bij fouten; …
Anderediagnostische middelen • Observaties van emotionele reacties tijdens individueel testonderzoek (Tak, 2002) • Stemming: vrolijk of te neergeslagen? Stabiel of wisselend? • Praat het kind vrolijk en betrokken over vrienden, hobby’s, interesses? • Kan het complimenten aanvaarden of moeten die ontkracht worden door onecht of destructief gedrag? • Vermijdt het inspanning of confrontatie met falen door steeds te zeggen het niet te weten of niet te kunnen • Is het zelfstandig of houdt het de proefleider in de gaten om te checken of het antwoord goed is? Wordt het onzeker als de proefleider doorvraagt? • Is het ontspannen? Laten lichaamshouding of ademhaling spanning zien of beweegt het kind soepel en met plezier? Trillen de handen? Bloost het opvallend? • Kan het zich met enig vertrouwen overgeven aan de situatie of blijft het overmatig waakzaam reageren?
Diagnostische middelen voor jonge kinderen • Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993)
Diagnostische middelen voor jonge kinderen • Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993) • Handpop Interview (Verschueren, Marcoen, & Schoefs, 1994; gebaseerd op Cassidy, 1988) • Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit, maar geen normering kwalitatief gebruik
Aansluiting tussen diagnostiek en advisering • Hoe zelfwaardering verhogen? • Stap van diagnostiek naar advisering • Algemene kennis over zelfconcept en determinanten en over effectieve interventies • Gekoppeld aan specifieke informatie over dit kind/deze jongere in deze omgeving
Aansluiting tussen diagnostiek en advisering • Effectieve interventies • Is het mogelijk zelfwaardering te verhogen? Ja ! • Sterkste effecten bij interventies die theoretisch of empirisch sterkst zijn onderbouwd • Meest effectieve interventie ~ aard zelfconceptdomein en leeftijd • Bijv. Elbaum en Vaughn (2001): counseling sterkste effect bij adolescenten, maar leerbegeleiding bij basisschoolkinderen • Versterken van onderliggende competenties/vaardigheden en adaptief interpersoonlijk gedrag (« we feel good about ourselves when we do positive actions »)