1 / 35

Diagnostiek van zelfconcept

Diagnostiek van zelfconcept. Karine Verschueren Centrum voor Schoolpsychologie K. U. Leuven Gebaseerd op Verschueren & Gadeyne (2007) Hoofdstuk 9: Zelfconcept. Belang diagnostiek zelfconcept?. Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring, behandeling

tavia
Download Presentation

Diagnostiek van zelfconcept

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Diagnostiek van zelfconcept Karine Verschueren Centrum voor Schoolpsychologie K. U. Leuven Gebaseerd op Verschueren & Gadeyne (2007) Hoofdstuk 9: Zelfconcept

  2. Belang diagnostiek zelfconcept? • Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring, behandeling • Diagnostische vraag na herkadering of verbreding van aanvankelijke hulpvraag • Deel van classificerend onderzoek naar depressie/internaliserende problematiek • Ook bij andere problemen: verheldering van (zelf)beleving kind/jongere

  3. Zelfconcept • Zelfconcept = verzameling van zelfevaluaties • m.b.t. eigen functioneren op specifieke domeinen (= “domeinspecifieke competentiebelevingen”) • m.b.t. eigen persoon in het algemeen (“globale zelfwaardering”, “zelfwaardegevoel”, “gevoel van eigenwaarde”) • al dan niet hiërarchisch opgevat

  4. Hiërarchische modellen van zelfconcept Algemeen zelfconcept Academisch Niet-academisch sociaal uiterlijk … wiskunde taal …

  5. Globale zelfwaardering • Meest cruciale onderdeel van zelfconcept • Neigt naar stabiliteit • Geen optelsom van domeinspecifieke competentiebelevingen => best apart meten

  6. Globale zelfwaardering en determinanten • Wel voorspeld door: • Competentiebelevingen • vooral op domeinen van belang • reële competentie + standaard/groep waarmee men zich vergelijkt • Aanvaarding door significante anderen (ouders, leeftijdgenoten, vrienden, leerkrachten, …)

  7. Ontwikkeling van zelfconcept • Toenemende mate van differentiatie • meer domeinen en minder sterke samenhang tussen domeinen • Toenemende mate van integratie • van eerder losse ideeën naar intern consistentie “theorie” over zichzelf • Toenemende accuraatheid • Jonge kinderen zijn geneigd eigen competenties te overschatten door • verwarring wens-realiteit • gebrek aan sociale vergelijking • lovende uitspraken nabije omgeving • adaptief

  8. Ontwikkeling van zelfconcept • Toenemende mate van zelfreflectie • Bewuste reflectie op of “meta-theorie” van zichzelf • Gevolgen voor passende interventies ! • Globaal zelfwaardegevoel ? • Wel rudimentair zelfwaardegevoel • Maar moeilijker te achterhalen => leeftijdsaangepaste methoden

  9. Gevolgen van zelfconcept • Lage zelfwaardering verhoogt de kwetsbaarheid voor latere problemen op emotioneel, sociaal en academisch vlak • Prospectieve studies (DuBois & Flay, 2004) • Interventieonderzoek (meta-analyse Haney & Durlak, 1998)

  10. Gevolgen van zelfconcept • Echter recent: Hoge niveaus van zelfwaardering nietvoldoende voor aangepaste ontwikkeling • Andere relevante vragen: • Waaraan ontleent iemand zijn zelfwaardegevoel (‘contingenties’)? • Hoe sterk schommelen zelfwaardegevoelens?  kwetsbaarheidsfactoren

  11. Verband zelfconcept – externaliserend probleemgedrag • Verwachting: negatieve feedback van omgeving  verlaagde zelfwaardering • Doch: geen eenduidige verbanden bij ernstig probleemgedrag • Verklaring: Externe attribuering van problemen als zelfbeschermingsmechanisme tegen overvloedige negatieve feedback • Problemen spelen vooral mee in directe zelfrapporteringen aanvullen met: spontane zelfevaluaties zoals geuit in diagnostisch interview, dagelijkse leefsituatie, vrije zelfbeschrijvingen (opstel, zinaanvultest), ...

  12. Verband tussen academisch zelfconcept en schoolse prestaties • Wederkerige beïnvloeding tussen • Schoolse prestaties (‘skill development model’) • Academisch zelfconcept (‘self-enhancement model’) Schoolse prestaties Academisch zelfconcept

  13. Academisch zelfconcept • Ook onderwijsgebonden contextkenmerken hebben impact op ontwikkeling van academisch zelfconcept • Houding van leerkracht t.a.v. kind • ‘Big-Fish-Little-Pond’ Effect individuele prestatieniveau acad. zelfconcept groepsprestatieniveau + -

  14. Diagnostische implicaties • Belang van periodieke, preventieve screening in onderwijs • Individueel diagnostisch onderzoek: Vragen i.v.m. zelfconcept: diverse plaatsen in diagnostische proces • Bij aanmelding • Bij formuleren van diagnostische vraagstellingen door diagnosticus en cliënt • Bij zoeken naar verklaringen voor problemen op andere domeinen van functioneren • Aard onderzoek: onderkennend, verklarend of indicerend

  15. Aandachtspunten intake- en strategiefase • Intakegesprek met ouders/leerkrachten/jongere: verbale en niet-verbale uitingen van lage zelfwaardering • Multidimensionele aard: eerste inschatting van specifieke domeinen waarop het kind/de jongere zichzelf laag inschat  indicatie van aard, maar ook van ernst/uitgebreidheid van problematiek + positieve kenmerken • Contingenties en schommelingen

  16. Aandachtspunten intake- en strategiefase • Zoeken naar mogelijke verklaringen voor lage zelfwaardering • Laag schools of academisch zelfconcept  Leerprestaties en cognitief functioneren? Negatief uitvallende vergelijking met andere kinderen? Hoge eisen of (impliciete) verwachtingen van ouders en school? Belang? Attributiestijl? • Lage algemene zelfwaardering  Opvoedingsklimaat? Houding leerkracht? Aanvaarding leeftijdgenoten? Succeservaringen op minstens een aantal domeinen? Belang? Op basis van verzamelde informatie: Is gericht onderzoek naar zelfbeleving en beïnvloedende factoren nodig?

  17. Aanbevelingen onderzoeksfase • Gebruik verschillende soorten instrumenten en bevragingswijzen  convergenties en discrepanties • Houd rekening met de ontwikkelingsfase van het kind • Bijv. til niet te zwaar aan tegenstrijdige uitspraken van jonge kinderen over zichzelf, maar wel aan negatieve uitlatingen • Vergelijk oordeel kind/jongere met het feitelijke functioneren  over- of onderschatting of juiste inschatting?

  18. Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Susan Harter en Herbert Marsh: systeem van aansluitende vragenlijsten vanaf kleutertijd tot volwassenheid • Marsh: Self-Description Questionnaire-I, -II, -III • Gebaseerd op hiërarchisch zelfconceptmodel van Shavelson • Gedifferentieerde meting van academische zelfconcept (lezen, rekenen, algemeen school) • Zeer goed onderbouwd door empirisch onderzoek • Nederlandse vertalingen (van Simons et al.), maar (nog) geen normering

  19. Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Harter: Self-Perception Profile for Children; Self-Perception Profile for Adolescents • Meest bekend in Nederlandse taalgebied • Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK, Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Ten Brink, 1997) • Nederlandse en Vlaamse basisschoolkinderen 8 – 12 jaar • Gevoel van eigenwaarde + schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, gedragshouding en fysieke verschijning • Gestructureerde itemvorm  om sociaal wenselijk en instemmend antwoorden tegen te gaan • Psychometrische kwaliteiten volgens COTAN voldoende tot goed, behalve criteriumvaliditeit

  20. Selectie van diagnostische middelen:zelfrapportagelijsten • Competentiebelevingsschaal voor Adolescenten (CBSA, Treffers, Goedhart, Veerman, Van den Bergh, Ackaert, & De Rycke, 2002) • Nederlandse en Vlaamse jongeren 12 – 18 jaar • Idem als CBSK + ‘hechte vriendschap’ • Zelfde psychometrische kwaliteiten als CBSK volgens COTAN • Vlaamse normen gebaseerd op computergestuurde afname test

  21. Anderezelfrapportagelijsten • Vragenlijsten die subschaal zelfconcept bevatten, maar ruimere meetpretentie hebben, bijv. Schoolvragenlijst (Smits & Vorst, 1982) • Vragenlijsten voor contingente zelfwaardering (Janssen en Vonk, 2005) • Bv. “Als ik slechte prestaties lever, daalt mijn gevoel van eigenwaarde”

  22. Anderediagnostische middelen • Spontane zelfevaluaties tijdens diagnostisch gesprek of vrije zelfbeschrijvingen tijdens zinaanvultest • Observaties van gedragsmatige uitingen van zelfwaardering • Bv. weinig initiatief nemen; veel hulp, raad of bevestiging vragen; lage doelen stellen; uitdagingen uit de weg gaan; gemakkelijk opgeven bij fouten; …

  23. Anderediagnostische middelen • Observaties van emotionele reacties tijdens individueel testonderzoek (Tak, 2002) • Stemming: vrolijk of te neergeslagen? Stabiel of wisselend? • Praat het kind vrolijk en betrokken over vrienden, hobby’s, interesses? • Kan het complimenten aanvaarden of moeten die ontkracht worden door onecht of destructief gedrag? • Vermijdt het inspanning of confrontatie met falen door steeds te zeggen het niet te weten of niet te kunnen • Is het zelfstandig of houdt het de proefleider in de gaten om te checken of het antwoord goed is? Wordt het onzeker als de proefleider doorvraagt? • Is het ontspannen? Laten lichaamshouding of ademhaling spanning zien of beweegt het kind soepel en met plezier? Trillen de handen? Bloost het opvallend? • Kan het zich met enig vertrouwen overgeven aan de situatie of blijft het overmatig waakzaam reageren?

  24. Diagnostische middelen voor jonge kinderen • Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993)

  25. Diagnostische middelen voor jonge kinderen • Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993) • Handpop Interview (Verschueren, Marcoen, & Schoefs, 1994; gebaseerd op Cassidy, 1988) • Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit, maar geen normering  kwalitatief gebruik

  26. Aansluiting tussen diagnostiek en advisering • Hoe zelfwaardering verhogen? • Stap van diagnostiek naar advisering • Algemene kennis over zelfconcept en determinanten en over effectieve interventies • Gekoppeld aan specifieke informatie over dit kind/deze jongere in deze omgeving

  27. Aansluiting tussen diagnostiek en advisering • Effectieve interventies • Is het mogelijk zelfwaardering te verhogen? Ja ! • Sterkste effecten bij interventies die theoretisch of empirisch sterkst zijn onderbouwd • Meest effectieve interventie ~ aard zelfconceptdomein en leeftijd • Bijv. Elbaum en Vaughn (2001): counseling sterkste effect bij adolescenten, maar leerbegeleiding bij basisschoolkinderen • Versterken van onderliggende competenties/vaardigheden en adaptief interpersoonlijk gedrag (« we feel good about ourselves when we do positive actions »)

More Related